betekent in het Oudnederlandse procesrecht, dat aan iemand in een procedure, krachtens beschikking van de rechter, zekere rechten (bijv. middelen van verdediging) ontnomen worden, zodat hij daarvan dus verstoken is. In het tegenwoordige procesrecht heeft verstek echter de betekenis gekregen van het Franse défaut (afwezigheid, wegblijven).
Verschijnt de eiser niet ter zitting, waartegen hij de gedaagde heeft opgeroepen, dan kan deze vragen tegen hem verstek te verlenen; dit geschiedt dan op de enkele vaststelling door de rechter, dat de eiser niet verschenen is (art. 75 W.v.B.Rv.). Verschijnt de gedaagde niet op die zitting, dan kan de eiser vragen tegen hem verstek te verlenen; dit geschiedt dan op de vaststelling door de rechter, dat de gedaagde niet verschenen is, mits de voorgeschreven termijnen en formaliteiten voor de dagvaarding in acht zijn genomen (art. 76 W.v.B.Rv.). Is dit niet het geval dan verklaart de rechter de dagvaarding nietig.