Oostduitse stad in het Land Saksen-Anhalt met (1946) 35 140 inw., vnl. Evangelisch, ligt aan de noordzijde van de Harz, aan de Bode en aan 2 spoorwegen.
De inwoners leven vooral van industrie (draad, kleurstoffen, zakken, thermometers), zaadteelt (vooral suikerbietenzaad) en zaadhandel. Quedlinburg bestaat uit de eigenlijke oude stad (met de Gothische Benedictuskerk) en is gedeeltelijk nog door muren en torens omringd. Op een rots in de voorstad Westendorf staat het slot, vroeger de zetel der vorstelijke abdissen en de van 1070-1129 herbouwde fraaie Stiftskerk van S. Servatius.Deze kerk is een driebeukige Romaanse basiliek met Gothisch koor (1321) en bevat het graf van de Duitse koning Hendrik I en zijn gemalin Mathilde. In de schatkamer bevindt zich een uniek, door de abdis Agnes (1184-1203) geknoopt tapijt „huwelijk van Mercurius met de philologie” naar Marcianus Capella. Van bijzonder kunsthistorisch belang is de Wiperti-kapel, die na 961 door overbouwing crypte werd. Verder moet het stadhuis, in de 16de eeuw in Renaissancestijl vernieuwd, genoemd worden, met een waardevolle collectie schilderijen in de „Bürgersaal”, en een reeks fraaie vakwerkhuizen uit de 16de en 17de eeuw.
GESCHIEDENIS
Quedlinburg ontstond uit de burcht Quitlingen, die keizer Hendrik I tegen de Magyaren versterkte, en was de geliefkoosde residentie van de Saksische keizers. De in de nabijheid daarvan ontstane stad (Altstadt) werd ca 1200 met de Neustadt op de rechteroever uitgebreid. Tot 1477 was het een versterkte Hanzestad; in 1698 kwam de stad aan Keur Brandenburg. Het kasteel was ook de zetel van een wereldlijk, onafhankelijk van het rijk staand vrouwenstift, gesticht door de moeder van Otto de Grote, wiens dochter Mathilde de eerste abdis werd (955-999). Het stift omvatte behalve de stad ook het vlek Ditfurd en een aan zienlijk grondgebied. Als rijksvorstin had de abdis zitting en stem op de Rijksdag. De voornaamste vorsten werden beschermheer van dit klooster, dat in 1803 werd opgeheven.
Lit.: A. Brinckmann, Bau- u. Kunstdenkm. d. Kreisstadt Q., 2 dln (1922-23); Dehio-Gall, Handb. d. deutsch. Kunstdenkm., I (Berlin 1935); H. Spitzmann u.
K. Th. Weigel, Q., Heinrich I. Stadt (1936); Dtsches Städtebuch II (1941) met lit.