Ital. humanist, dichter en taalfilosoof (Venetië 20 Mei 1470 - Rome 18 Jan. 1547), uit voorname familie, in de oude talen door zijn vader, den humanist Bernardo Bembo, en door den hellenist Lascaris voortreffelijk opgeleid, leefde van 1498 tot 1500 aan het hof der Este’s te Ferrara, van I5O6-’II aan dat der Montefeltro’s te Urbino. Later streng religieus geworden, werd hij naar Rome geroepen als secretaris van Leo X (i5i2-’2o); in 1539 werd hij aldaar tot kardinaal benoemd en achtereenvolgens was hij nu bisschop van Gubbio (1541) en van Bergamo (1544).
Sinds 1530 was hij tevens officieel geschiedschrijver der republiek Venetië.Als letterkundige is Bembo een karakteristiek vertegenwoordiger van de bloeitijd der Italiaanse Renaissance. Zijn Latijnse en Italiaanse werken munten uit door zuiverheid van taal en tot in het overdrevene gaande elegantie van stijl. Zijn voorbeeld in de lyriek was Petrarca (Rime, 1530), in het proza Boccaccio; zijn navolging van Petrarca is zó slaafs, dat men de Petrarquiserende school na hem „Bembisme” noemt. Gezien zijn voorbeelden is het gemakkelijk te verklaren, dat hij zich in de strijd om de literaire taal in zijn Prose della volgar lingua (1525) uitspreekt vóór het Toscaans der grote (14de) eeuw, wat voor de ontwikkeling der Italiaanse taal van beslissende betekenis is geworden. GliAsolani (1505), ontstaan aan het „hof” der gewezen koningin van Cyprus, Caterina Cornaro, te Asoio in de Voor-Alpen, zijn door het neo-Platonisme beïnvloede liefdesdialogen. Voor zijn vaderstad Venetië — op welker gebied hij ook zijn laatste jaren sleet -— zette hij de kroniek van Sabellicus als Rerum Venetarum historiae libri XII (1551) in Ciceroniaans Latijn voort tot 1513 en vertaalde deze kroniek zelf in het Italiaans (1552, uitg. d.
Morelli, 1790). De volledigste uitgave van zijn werken is die van Venetië (Operedi P. Bembo, 4 dln); zijn Latijnse en Italiaanse brieven verschenen in 1575 in 3 dln; zijn prozawerken (Prose) m. inleid. en aant. werden uitgegeven door G. Dionisotti-Casalone (Torino 1933).
MR H. VAN DEN BERGH
Lit.: U. A. Canello, Storia della lett. ital. nel sec. XVI (Milano 1880), hfdst. III, § 4; Vitt. Cian, P.
B. (Torino 1885); Gaspary, Gesch. d. ital. Lit., dl 2 (München 1888); A. Ferraioli, Prelati domestici (di Leone X), P. B., in Arch. d. Soc. Rom. di stor. patr., XXXVII (1914); N.
Chileo, P. B. (Roma 1923); G. DionisottiGasalone i. d. inl. tot „Gli Asolani e le Rime” (Torino 1923); Vitt. Gian, P. B., in Giom. stor. LXXXVIII (1926); M.
Santoro, P. B. (Napoli 1937).