Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Pietro ARETINO

betekenis & definitie

Italiaans satiricus, pamflettist en dichter (Arezzo 20 Apr. 1492 - Venetië 21 Oct. 1556), een der markantste figuren van zijn tijd, was de natuurlijke zoon van zekeren Luigi Bacci, moest jong zijn vaderstad verlaten wegens een satirisch sonnet op de aflaathandel, ging een poos te Perugia bij een boekbinder in de leer en vertrok toen op avontuur naar Rome, waar hij in de gunst van paus Leo X kwam. Tegen diens opvolger, Hadrianus VI, schreef hij enige van zijn venijnige „pasquinades” (z Pasquino), welke hem haast het leven kostten.

Zijn nietsontziende pen bezorgde hem ook verder vele vijanden en zo talrijke aanslagen op zijn leven, dat hij volgens een tijdgenoot zoveel littekens had als er lijnen staan op een scheepskaart. Bij paus Clemens VII stond hij in de gunst, tot hij, bij tekeningen van Giulio Romano, zijn 16 Sonetti lussuriosi (wulpse sonnetten) schreef, die zo obsceen waren, dat de paus hem uit Rome verwijderde. Aretino zocht nu toevlucht bij den Medici-condottiere Giovanni delle Bande nere (Jan van de Zwarte Benden), die hem naar Milaan mee nam waar hij de aandacht trok van Frans I van Frankrijk. Na Giovanni’s dood vestigde Aretino zich (1528) te Venetië, waar hij de kosten van zijn losbandig leven en onverzadigbare weeldezucht bestreed met „letterkundig” werk, nl. door met stuitende vleierijen in dichtvorm en meer nog met nauw verholen literaire chantage de gunst der groten (Karel V, Frans I, Clemens VII, Cosimo de’ Medici) te kopen, elkeen brandschattende die hem niet met geschenken of eerbetoon ter wille was. Hij ging er prat op, in 18 jaar tijds 25 000 gouden dukaten te hebben afgeperst. Niet slechts de meeste Europese vorsten, ook vele hoog ontwikkelde Italianen vernederden zich zonder een blos voor hem en betaalden hem tribuut in giften en loftuitingen.

Niemand minder dan Ariosto heeft hem ,,il Divino” (den Goddelijke) bijgenaamd; zijn tijdgenoten, die een ware legende om hem heen weefden, betitelden hem „II flagello dei principi” (de Gesel der vorsten); beter ware: de duimschroef der vorsten. Door den bisschop van Vicenza met de H. Stoel verzoend, schreef hij nu, om het vertrouwen van Julius III te winnen, zelfs drie ascetische werken: over Christus’ menszijn, een paraphrase der boetpsalmen en beschouwingen over het eerste boek van Mozes; met het gevolg dat de paus hem een grote som gelds schonk en hem ridderde. Desondanks zag Aretino zijn droom, kardinaal te worden, niet vervuld. Hij stierf aan een beroerte; de lezing, dat hij in een onmatige lachbui om een ontuchtig verhaal met zijn stoel achterover sloeg en een schedelbreuk kreeg, is een der vele verzinsels om zijn figuur.Aretino kan het best een voorloper der moderne „revolverjournalistiek” worden genoemd. Zijn zonderling karakter is te zien als een uiterste uit een verdorven tijd. Het is een mengsel van goedmoedigheid en boosheid, hoogmoed en vleizucht, moed en lafheid, eerbejag en afzichtelijke gemeenheid.

Zijn talent is onmiskenbaar, maar al zijn werken zijn — als te verwachten is bij een in wezen ongeletterd man die hij was — onevenwichtig en vervallen vooral in de grofste platheden. Zijn blijspelen, La Cortigiana (1526), II Marescalco (1533), La Talanta (1542), L’Ipocrito (1542), II Filosofo (1546) munten uit door treffende schildering der zeden en levendigheid van dialoog; zijn enige tragedie, Orazia (1546), is ondanks haar fouten de beste van haar tijd. Zijn toneelwerk is in 1914 herdrukt. Ook is hij de eerste, die zijn eigen brieven heeft gepubliceerd (1537, eerste volled. ed. 1609), welke zeer belangwekkende autobiografische en historische documenten zijn. Zie: II 1° libro delle lettere, ed. Fausto Nicolini, Bari 1913 en II 2° libro delle lettere, ed.

Fausto Nicolini, Bari 1912, 2 vol. Zijn grote beruchtheid als schrijver dankt hij echter aan zijn Capricciosi e piacevoli Ragionamenti, die in schaamteloosheid nauwelijks te evenaren zijn, maar die belangrijk hebben bijgedragen tot de kennis van het toenmalig leven aan de hoven en in de kloosters. De Accademia della Crusca (z academie) rekende Aretino onder de klassieke Italiaanse schrijvers. Niet slecht wordt hij getekend door een grafschrift op hem: hier ligt Aretino, een Toscaans dichter, die van iedereen kwaad sprak, behalve van Christus, en tot excuus zeide: ,Dien ken ik niet’.

MR H. VAN DEN BERGH

Lit.: Luzio, P. A. nei suoi primi anni a Venezia (1888); P. Gauthiez, L’Aretin (1895); Sinigaglia, Saggio di uno studio su P. A. (1892); Vossler, P. A.’s künstlerisches Bekenntnis (1900); Bertani, P. A. e le sue opere (1901); C. v.

Chlendowski, Die Menschen der Renaissance (1913); E. Hutton, P. A., the Scourge of Princes (1922); P. G. Dublin, Le Divin Arétin (1938).

< >