Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Pieter Sjoerd GERBRANDY

betekenis & definitie

Nederlands Anti-Revolutionair staatsman (Goëngamieden, Fr., 13 Apr. 1885), studeerde en promoveerde in de rechten aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en was advocaat te Leiden (1911- ’14) en te Sneek (1914-’30). Van 1920-1930 had hij zitting in de Gedeputeerde Staten van Friesland.

In het laatste jaar werd hij hoogleraar aan de Vrije Universiteit in het handels-, proces- en internationaal recht.In 1939 trad Gerbrandy tegen de zin van zijn partij als minister van Justitie op in het toen gevormde kabinet-De Geer. Met dit kabinet week hij in de Meidagen van 1940 naar Engeland uit. Op principiële wijze wendde hij zich daar af van de voorstellen van De Geer, een verzoeningsvrede met Duitsland na te streven. Toen deze in Sept. 1940 moest aftreden, werd Gerbrandy minister-president.

Hij bleef tot 1942 minister van Justitie. Daarnaast was hij van 1941 tot 1942 minister van Koloniën. Van 1942 tot 1945 ressorteerde een departement van Algemene Oorlogvoering onder hem.

In deze ballingschapsjaren van de wettige regering vormde hij symbool en middelpunt van Nederlands lotsverbondenheid met de geallieerde zaak. Ten volle genoot hij het vertrouwen van Churchill. Vaak viel het hem, doordat hij in Londen gedwongen was uit min of meer toevallig daar verblijvende figuren een keus te doen, moeilijk een voor de verhoudingen in bezet Nederland representatieve regeringséquipe in stand te houden, maar zijn persoonlijke waarde voor de Nederlandse zaak bleef onaangevochten.

Na de bevrijding van Zuid-Nederland vormde hij Febr. 1945 een geheel nieuw kabinet, waarin het Katholieke element zeer sterk was vertegenwoordigd. Aan de andere kant maakten sociaaldemocraten er op opvallende wijze in het geheel geen deel meer van uit. Na de bevrijding van het overige Nederland liet hij naar belofte het veld echter vrij voor andere krachten en een regering, die vernieuwing en progressie in haar vaandel schreef (kabinet-Schermerhorn-Drees, Juni 1945). Politiek trad hij voorlopig niet meer zeer op de voorgrond.

Pas in 1948 werd hij weer lid van de Tweede Kamer (voor de Anti-Revolutionnairen). Op even principiële wijze als hij in Londen de Nederlandse zaak had voorgestaan, verzette hij zich als voorzitter en belangrijkste woordvoerder van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid (opgericht in 1946, ontbonden in Febr. 1950), tegen de losmaking van Indonesië uit het Koninkrijk.

Van zijn hand verscheen een witboek over het Londense beleid, Enige Hoofdpunten van het Regeringsbeleid in Londen gedurende de oorlogsjaren 1940-1945 (’s-Gravenhage 1946).

j. R. EVENHUIS

Bibl.: Het Heimstättenrecht (proefschrift 1911); De tegenw. stand v. d. schoolstrijd (Amsterdam 1918); Lijkverbranding, Referaat (1924); De strijd voor nieuwe maatschappij vormen (1927); Eenige opmerkingen over de verhouding v. handelsrecht en arbeidsrecht. Rede (Amsterdam 1930); Het vraagstuk v. d. radio-omroep (Kampen 1934); National and international stability: Althusius, Grotius, v. Vollenhoven (London 1944, The Taylorian lecture).

< >