raadpensionaris van Holland (Haarlem 6 Oct. 1706 - ’s-Gravenhage 5 Nov. 1772), werd, na zijn studie te Leiden, secretaris van zijn geboortestad. Spoedig werd hij ook lid van de vroedschap en enkele jaren bekleedde hij het ambt van schepen en dat van burgemeester.
Als zodanig verscheen hij in de Staten van Holland en was hij lid van Gedeputeerde Staten. Na het aftreden van Gilles werd hij eerst waarnemend, en daarna, 12 Juli 1749, definitief raadpensionaris van Holland. Onder Willem IV had hij grote invloed, tijdens het regentschap van prinses Anna (17511759) behoorde hij tot de oppositie tegen Bentinck; Brunswijk luisterde weer meer naar zijn raad. Maar hij zag zijn taak vooral als een financiële: verbetering van het belastingstelsel, herstel van het crediet in Holland, beperking van de uitgaven. In deze had hij wel enig succes, ondanks de starre afkeer van het regentendom van hervormingen.
