Vlaams kanunnik, ordestichter (Brussel 31 Aug. 1760 - Gent 24 Juni 1836), werd priester gewijd in 1786 en kenmerkte zich reeds van zijn eerste herderlijke bedieningen af door zijn actieve naastenliefde. Zo richtte hij als pastoor te Ronse een wezenhuis voor meisjes op (1802).
Overgeplaatst naar Lovendegem stichtte hij een kleine kloostergemeenschap, nederig vertrekpunt van de Congregatie van de Zusters van Liefde (1803). In 1805 namen deze zusters haar intrek in de verlaten abdij Terhaegen te Gent. waardoor ook zijn werkterrein naar deze stad werd verlegd. Hij werd betrokken in verschillende stedelijke werken voor zieken- en armenzorg, en stichtte de Congregatie van de Broeders van Liefde, nadat hem de zorg voor het oude-mannenhuis der stad was opgedragen (1807). Onder vele andere stichtingen dienen vermeld de Congregatie van St Jan a Deo (1825), opgericht met het oog op ziekenverzorging ten huize en de Congregatie der H. Kindsheid (1835), die zich bezighield met vondelingen en andere kinderen beneden de tien jaar. Hij had bij het einde van zijn leven een reeks instellingen tot stand gebracht, waardoor aan misdeelden van alle slag, zoals zieken, gebrekkigen, krankzinnigen, armen, wezen, hulp werd geboden. Hij was ook de eerste, die in België (te Gent en te Brussel) instituten oprichtte, waar aan doofstommen en blinden aangepast onderwijs werd gegeven.DR W. VAN DEN STEENE
Lit.: P. de Decker, Levensbeschr. van M. den Kanonik (Gent 1836); Een Zuster van Liefde, Kan. T., stichter der Congr. d. Zusters van Liefde van Jezus en Maria (Gent 1926).