markies, maarsch. van Frankrijk (Champignolles, Bourgogne 10 Mei 1752 - Parijs 23 Apr. 1821), streed tijdens het ancien régime in Indië (1779-1781), tijdens de revolutie bij Valmy en bij Jemappes. Op 4 Febr. 1793 werd hij Girondijns minister van Oorlog, doch nam reeds 11 Mrt zijn ontslag.
Toen Dumouriez hem tot de zijde der Oostenrijkers wilde overhalen, zond Beurnonville diens brief aan de Nationale Conventie, en hij werd in Apr. 1793 met 4 anderen afgezonden, om Dumouriez in hechtenis te nemen. Deze nam echter de gezanten der Conventie gevangen en leverde hen uit aan de Oostenrijkers, die hen bijna drie jaar gevangen hielden en vervolgens tegen de latere hertogin van Angoulême uitwisselden (3 Nov. 1795). Van Mrt/Apr. 1796 tot Jan. 1798 voerde hij bevel over het leger in Nederland en bewaakte daarmede in 1796 de Pruisische grenzen. Wegens gezondheidsredenen uit het leger ontslagen, ging hij in Febr. 1800 over tot de diplomatie. Tijdens de Tweede Restauratie werd hij in 1816 maarschalk en in 1817 markies.Lit.: H. T. Goienbrander, De Bataafsche Republiek (A’dam 1908).