Protestants godgeleerde (Zuidlaren 16 Apr. 1716 - Rotterdam 27 Nov. 1803), studeerde te Groningen en Franeker, werd predikant te Anjum in 1739, te Steenwijk in 1743, te Oost-Zaandam in 1745 en te Rotterdam in 1749. Wegens gezondheidsredenen in 1770 ontslagen, benoemde de Vroedschap hem nog in hetzelfde jaar tot „professor honorair theologiae, historiorium et antiquitatum sacrarum” aan de Illustre school aldaar.
Hofstede was een strijdbaar kampioen voor de zuivere gereformeerde leer, verdedigde tegen de Kralingse predikant Van der Groe* het recht van nominatie van de magistraat bij predikantsberoepingen en trad vooral in het krijt tegen de z.i. gevaarlijke tolerantie van zijn dagen (prof. Venema). Naar aanleiding van de verlichte denkbeelden van J. F. de-Marmontel in zijn roman Bélisaire over de zaligheid van heidenen als Socrates e.a. ontbrandde de zgn. Socratische oorlog, waarin met name de Remonstrantse predikant Corn. Nozeman zich weerde tegen Hofstede’s De Belisarius van de Heer Marmontel beoordeeld (1769). Een vloedgolf van schotschriften over en weer brak los, totdat de Staten van Holland in 1773 een einde maakten aan het getwist.Ook door middel van zijn tijdschrift De Nederlandse Bibliotheek fulmineerde Hofstede tegen de geest van zijn tijd.
DR W. F. DANKBAAR
Lit.: J. P. de Bie, Het leven en de werken van P. H. (1899); Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel., IV, blz. 138-152, met lit.opgave; L. Knappert, Gesch. der Ned.
Herv. Kerk ged. de 18de en 19de eeuw (1912), blz. 100 vlg., 110 vlg.; J. Reitsma-J. Lindeboom, Gesch. van de Hervorming en de Herv. Kerk der Ned. (4de dr. 1933), 388-391.