Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KRIJT

betekenis & definitie

is een zacht, wit, kalkachtig gesteente, dat gewoonlijk zeer poreus is, in water gemakkelijk uiteenvalt en afgeeft, als men er langs strijkt (z kalk, koolzure).

Het komt op verschillende plaatsen op aarde in uitgestrekte afzettingen voor, bijv. in de omgeving van Parijs, op Kreta (naam), in Italië, Spanje, Engeland, Denemarken, België, Polen, Rusland enz. Langs de kust, o.a. in Engeland en op het eilandgen, vormt het hoge, steile witte rotsen. Bij microscopisch onderzoek blijkt, dat krijt is opgebouwd uit ontelbare, kleine kalkskeletjes van foraminiferen (hoofdzakelijk Rotaliidae, Textulariae, Lagenae; bij uitzondering spelen Globigerinen een rol van betekenis) en van nog veel kleinere kalkwiertjes (coccolithen), die, te zamen met nog enkele andere veel minder belangrijke bestanddelen (fragmentjes van schelpen, zeeëgels en bryozoën, sponsnaalden, korreltjes van mineralen enz.) losjes aaneengekit zijn door middel van een uiterst fijn-kristallijne kalkmassa. Zuiver krijt bestaat voor 90-99 pct uit koolzure kalk; door verschillende bijmengsels ontstaan allerlei soorten onzuiver krijt (bijv. glauconietkrijt). Over het algemeen kan men zeggen, dat een krijtsoort fijner is naarmate zij meer coccolithen bevat. Het krijt uit de omgeving van Parijs, uit België en Engeland bestaat hier en daar voor meer dan 50 pct uit coccolithen, dat uit Polen soms zelfs wel voor 75 pct. De samenstelling van het typische, witte krijt komt in vele opzichten overeen met die van het zgn. globigerinenslib, doch het bevat bestanddelen, die er op wijzen, dat de afzetting van het krijt op niet al te grote diepte heeft plaatsgehad, soms zelfs betrekkelijk dicht bij de kust.

Het zuivere, witte krijt vindt allerlei toepassingen in de techniek: het wordt gebruikt in kalkbranderijen, als grondstof voor porselein- of glasfabricage, in fijnverdeelde toestand als polijst- en poetsmiddel voor metalen (bijv. zilver), in de chemie voor koolzuurontwikkeling, in de verfindustrie, als meststof, als schrijfkrijt enz.

De periode, waarin zich, in verreweg de meeste gevallen, dit krijtgesteente gevormd heeft, heeft men de cretaceïscheperiode, of kortweg Krijt genoemd. Doch behalve het eigenlijke Krijt vormden zich in deze perioden ook nog tal van andere gesteenten als kleien, mergels, zanden, kalkstenen enz. De Duitse geologen verdelen het Krijt in 2, de Franse in 3 tijdvakken. Elk dezer tijdvakken wordt weer in een aantal etages verdeeld. Zo onderscheidt men in het Onder-Krijt, ook wel Neocoom geheten, van onder naar boven: het Valanginien, het Hauterivien, het Barrémien en het Aptien. Het Midden-Krijt wordt verdeeld in Albien, door de Engelsen Gault genoemd, Cenomanien en Turonien Het Boven-Krijt of Senoon in Coniatien, Santonien, Campanien, Maestrichtien en Danien. Wanneer het Onder-Krijt of een gedeelte er van vertegenwoordigd is door een op het land of in zoetwater gevormde afzetting, pleegt men van Wealden te spreken. Wanneer echter een gedeelte van het Onder-Krijt door rifkalk vertegenwoordigd is, spreekt men van Urgoon.

Terwijl in het begin van de Krijtperiode de zee zich in Europa sterk teruggetrokken had, trad er gedurende het Cenomanien een geweldige transgressie op, zodat op tal van plaatsen over de gehele wereld mariene Cenomanien-afzettingen zich direct op prae-cretaceïsche afzettingen vormden.

De Senoon-afzettingen van Zuid-Limburg worden gewoonlijk in vier sub-etages verdeeld, nl. van oud naar jong: het Akens Zand, het Groenzand van Vaals (ook wel Groenzand van Herve genoemd), het Gulpens Krijt en het Maastrichts Tufkrijt. Het Akens Zand is een kustformatie, door duinzand gevormd. Het Groenzand van Vaals ontleent zijn naam aan de aanwezigheid van het groengekleurde mineraal glauconiet en het aan de dag treden van deze afzetting in de nabijheid van Vaals. In dit Groenzand van Vaals worden belemnieten gevonden. Het is dus op de bodem van een zee gevormd. Hetzelfde is het geval met het Gulpens Krijt en het Maastrichts Tufkrijt. In het eerstgenoemde worden o.a. haaientanden aangetroffen. Het tweede is bekend door de fraaie zeeappels, die er zo veelvuldig in voorkomen. De naam tufkrijt is wel zeer ongelukkkig gekozen. Een tuf is een gesteente van vulkanische oorsprong. Daar is hier echter geen sprake van. Ook is het gesteente geen krijt. Het is eerder een los aaneengekitte mergel te noemen. Een kalksteen, die volgens sommigen tegelijk met het Maastrichts Tufkrijt eveneens in Zuid-Limburg gevormd is, is de Kunrader Kalk. In een groeve bij het station Schin-op-Geulle is deze prachtig ontsloten. De meeste geologen nemen echter aan, dat de vorming van deze kalksteen vóór die van het tufkrijt, doch na die van het Gulpens Krijt heeft plaatsgevonden.

Zowel Kunrader Kalk als Maastrichts Tufkrijt heeft een grote economische betekenis. De eerste is als bouwsteen goed bruikbaar. Menige kerk in Zuid-Limburg is uit dit gesteente opgebouwd. De betekenis van Maastrichts Tufkrijt als bouwsteen is minder groot. Daarentegen is dit gesteente voor de cementindustrie van belang. Het feit, dat de uit Maastrichts Tufkrijt bestaande St Pietersberg door de Eerste Nederlandse Cement Industrie vrijwel geheel wordt afgegraven is hiervan een bewijs.

Van de flora uit het Krijt is maar betrekkelijk weinig bewaard gebleven. In het Midden-Krijt verschijnen de loofplanten, die weldra in het landschap overheersen. De zoogdieren uit het Krijt behoorden tot de groep der buideldieren. De vogels, in de Jura voor het eerst ten tonele verschenen, spelen in het Krijt reeds een vrij voorname rol (z Hesperornis en Ichthyornis). De vliegende reptielen, vertegenwoordigd door Pteranodon, sterven in het Krijt uit. Onder de reptielen zijn het de Dinosauriërs, die een grote bloei beleven. Hiertoe behoren o.a. de io m lange Iguanodon en de Mosasaurus of Maashagedis. Aan het einde van het Krijt echter sterven deze grote reptielen uit. Bij de vissen moesten de Ganoïden plaats maken voor de Teleosten of beenvissen.

< >