Duits rechtsgeleerde (Breslau 24 Mei 1838 - Straatsburg 23 Mrt 1918), werd in 1864 buitengewoon en in 1866 gewoon hoogleraar te Koningsbergen, in 1872 te Straatsburg en werd in Mei 1880 tot lid van de Staatsraad voor Elzas-Lotharingen benoemd. Aanvankelijk bewoog hij zich vooral op het gebied van het handelsrecht en de rechtsgeschiedenis, in welke laatste wetenschap hij zich blijvend een eervolle plaats verzekerde door zijn werk Die vermögensrechtlichen Klagen nach den sächsischen Rechtsquellen des Mittelalters (1869) en door de uitgave van verschillende bronnen, zoals Das Magdenburg-Breslauer systematische Schöffenrecht (1863).
Na de stichting van het Duitse rijk richtte zich zijn belangstelling hoofdzakelijk op het staatsrecht, op welk gebied hij de meest gezaghebbende schrijver van zijn tijd werd, vooral door de uitgave van zijn hoofdwerk Das Staatsrecht des Deutschen Reichs (18761882; 5de dr. 1911-1914). In 1886 stichtte hij (met F. Stoerk) het Archiv für öffentliches Recht, in 1896 de Deutsche Juristenzeitung. Laband’s geschriften munten uit door grote helderheid. Maar juist zijn behoefte aan klaarheid en zijn formeeljuridische methode, die er naar streefde het staatsrecht in een begrippen-systeem samen te vatten, hebben er toe medegewerkt, dat bij zijn dood zijn invloed reeds sterk afgenomen was.Lit.: O. Gierke, L.’s Staatsrecht u. die deutsche Rechtswiss. Schmollers Jahrb. f. Gesetzgeb. VII (1883).