Duits rechtsgeleerde (Mannheim 13 Oct. 1849 - Freiburg i. Br. 7 Febr. 1935), studeerde te Heidelberg, Leipzig (bij C.
G. Wächter) en Berlijn, nam deel aan de veldtochten van 1870-’71 en werd, na een docententijd in Leipzig, in 1882 hoogleraar in Kiel en in 1884 in Marburg. Van 1885-1907 was hij hoogleraar te Straatsburg, van 1907-1923 te Freiburg i. Br. Met zijn reconstructie van het Praetorisch Edict (1883) en zijn Palingenesia (1889) heeft hij de grondslag gelegd voor de moderne beoefening van het Romeinse recht. Deze twee werken zijn tot heden onmisbare instrumenten gebleven en met geniale intuïtie en bijkans onfeilbare geleerdheid en oordeel heeft hij zelf in vele onderzoekingen onovertroffen voorbeelden geleverd hoe ze moeten worden gebezigd. Zijn dogmatische studiën over het geldende B.G.B.-recht staan op dezelfde hoogte. Als geen ander heeft Lenel tot de vernieuwing van de historische studie van het Romeinse recht bijgedragen, waarin de toenmalige Duitse romanistische wetenschap destijds vooraan ging onder de leiding van deze „Nicht-Arier”, wie om die reden na 1933 de toegang tot het universiteitsgebouw verboden werd.Bib!.: Über Ursprung und Wirkung der Exceptionen (1876); Das Edictum Perpetuum. Ein Versuch zu seiner Wiederherstellung (1883, 2de dr. 1907, 3de dr. 1927, Fr. bewerk. 1901-1903); Palingenesia Juris Civilis (2 dln 1889) ; Das B.G.B. und das Studium d. röm. Rechts (Rektoratsrede 1896) ; Zum sog. Gnomon des Idios Logos (met J. Partsch) (1920); Gesch. des röm. Rechts (in Holtzendorff-Kohler, Enzyklop. der Rechtswiss. 1915); Über die Reichsverfassung (Rede 1920); Praktikum des bürgerl. Rechts (1901,121933).
Lit.: Die Rechtswissenschaft in Selbstdarstellungen, dl I (1924), blz. 133-152; Fritz Pringsheim, in: Studia et Documenta Historiae et Juris, dl I (1935), blz. 466-480; Moriz Wlassak, Erinner. an O. L., mit e. Verzeichn, von L.’s Schriften. Almanach d. Wiener Ak. d. Wiss. 85. Jg (1935) (ook afzonderlijk); Ernst Levy, in: Rivista di diritto privato, dl V (1935), blz. 69 v.