Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ORLEAN

betekenis & definitie

anatto of arnatto, is een rode kleurstof, die gewonnen wordt uit de vlezige, enigszins wasachtige zaadhuid van de zaden van de Orleanstruik Bixa Orellana L., de enige vertegenwoordiger van de familie der Bixaceeën, thuishorend in tropisch Amerika, doch thans overal in de tropen in cultuur.

Het is een grote, haast boomvormige struik met ei- tot hartvormige bladeren en vrij grote bloemen in eindstandige bloeiwijzen. De zaden zitten in 4-5 cm grote, met 2 kleppen openspringende, eenhokkige, gestekelde doosvruchten.

Men krijgt de beste kleurstof door de zaden met water, onder kneden en roeren, uit te trekken, de massa af te zeven en het doorgelopen gekleurde water te laten bezinken. Men krijgt dan een deegachtige massa, die voorzichtig gedroogd wordt en die men als koeken (cake anatto), als rollen of volkomen droog als poeder (anattoïne) in de handel brengt. Een minderwaardig product wordt verkregen door de hele vruchten te kneuzen, met water enige weken te laten gisten, daarna af te zeven en de doorgelopen vloeistof door koken in te dampen. Bij de bereiding worden vaak vervalsingsproducten toegevoegd, zodat de Europese handel aan de nog niet behandelde zaden de voorkeur geeft. Het kleurende bestanddeel is het rode, in alkohol oplosbare bixine C25HgQ04, dat 6 pct van de handelswaar, 2 pct van het droge zaad uitmaakt en het gele, in water oplosbare orelline. Gebruik: voor het verven van voedingsmiddelen als boter en kaas, daar het volkomen onschadelijk voor de gezondheid is en geen smaak of geur aan de producten geeft; voor zalven en pleisters en vroeger ook voor het verven van wollen en zijden stoffen, waarvoor het thans echter door moderne kleurstoffen is verdrongen, daar de kleur niet lichtecht is. Oorspronkelijk gebruikt door de Caraïben om hun huid rood te verven, vandaar de naam Roodhuiden; thans wordt het nog in lippenstiften verwerkt.

DR A. KLEINHOONTE

Lit.: Zeylstra, in: Van Hall en Van de Koppel: De Landbouw in de Indische Archipel III, p. 565-575 (Den Haag 1950).

< >