(of Notger), eerste prins-bisschop van Luik (in Zwaben ca 930 - Luik 10 Apr. 1008), werd 27 Oct. 971 door keizer Otto I tot bisschop van Luik benoemd, op 14 Apr. 972 door de aartsbisschop van Keulen, Gero, gewijd. Door het verwerven van de graafschappen Hoei in 985 en Bruningerode in 987, waar hij door een beschikking van keizer Otto II de grafelijke rechten uitoefende, vestigde hij het Luikse vorstendom.
Hij ontving opdracht de naar zelfstandigheid strevende feodale geslachten in Lotharingen in de weg te treden, taak, die hij voor het Rijk met veel omzichtigheid tot een goed einde bracht. Tijdens de regering van het Saksische Huis in Duitslandspeelde hij een zeer voorname politieke rol, inzonderheid gedurende de regering van Otto III, die hij op zijn tochten naar Italië herhaalde malen vergezelde. Hij behoorde o.m. tot de rouwstoet, die de in Italië op 23 Januari 1002 overleden keizer naar Duitsland terugbracht.Notker bleef nadien de vertrouweling van keizer Hendrik II, die hij in Lotharingen steunde in zijn strijd tegen Boudewijn IV van Vlaanderen. Hij wordt terecht de tweede stichter van de stad Luik genoemd.
Uit zijn lange regeringsperiode (972-1008) dateren o.m.: de eerste stadsomwalling, de herbouw van de Sint-Lambertuskathedraal, het paleis van de prinsbisschoppen, de kerken van St Jan, St Denis e.a. Hij was een groot beschermer van letteren, kunsten en wetenschappen. Bijzondere aandacht besteedde hij aan het onderwijs. De kathedraalschool van St Lambertus, waaraan o.m. Wazo als leraar was verbonden, genoot beroemdheid in geheel de toenmalige Christenheid en trok leerlingen aan uit verre landen. Notker werd op zijn verlangen in de kapel van de St Janskerk te Luik begraven, waar men in 1633 zijn graftombe terugvond.
DR THEO LUYKX
Lit.: G. Kurth, Notger de Liège et la civilisation au Xe siècle (2 dln, 1905); Une biographie de l’évêque N. au XUe siècle (Bull. Gom. Roy. Hist., 4e série, t. XVII).