pseud. voor Nikolaus Franz Niembsch Edler von Strehlenau, Oostenrijks dichter (Czatad, bij Temesvar, Hongarije, 13 Aug. 1802 - Ober-Döbling bij Wenen 22 Aug. 1850), stamde uit een oud adellijk Silezisch geslacht; zijn moeder was een Hongaarse.
Hij studeerde filosofie, rechten en medicijnen te Wenen en Heidelberg. Zijn onbeheerste rusteloosheid liet hem geen studie voltooien. In Wenen ging hij veel om met dichters (Bauernfeld, Grillparzer, Raimund) en kunstenaars (Strauss Sr), in Stuttgart, waarheen hij in 1831 vertrok, met de leden van de Schwäbische Dichterkreis. In 1832 ging hij naar Amerika om zich daar aan de landbouw te wijden, maar reeds het volgend jaar keerde hij diep teleurgesteld terug. Hij verbleef de volgende jaren meest in Wurtemberg of in Wenen. In 1844 moest hij in een psychiatrische inrichting worden opgenomen, waar hij bleef tot zijn overlijden. Lenau heeft diep geleden door zijn ongelukkige liefde voor Sophie von Löwenthal, de vrouw van een zijner vrienden, die hem tot vele van zijn gedichten heeft geïnspireerd. Als lyricus was Lenau in zijn tijd vermaard. Zijn gedichten zijn van grote welluidendheid en rijkdom aan beelden, vol fantasie en van een bekoorlijke zangerigheid als die van zijn tijdgenoot Heine. Zeer bekend werden o.a. Die Werbung, Die drei Zigeuner, Die drei Indianer. Zijn epische werken, Faust (1836), Savonarola (1838), Die Albigenser (1843) , Don Juan, bevatten allerlei lyrische elementen en tonen de innerlijke strijd van de dichter tussen streng Katholicisme en vrijzinnigheid. Behalve dichter was Lenau ook een uitstekend violist.
Bibl.: Gedichte (1832); Neuere Gedichte (1838); Gedichte (1844) ; Nachlasz (waarin Don Jüan, uitg. door A. Grün, 1851); Lenau und die Familie Löwenthal (Briefe, Gespräche usw., uitg. door E. Castle, 1906); Sämtliche Werke und Briefe, hist. krit. Ausg. door E. Castle (6 dln, igio-23).
Lit.: A. X. Schur/, N. L. (1855, herdr. d. E. Castle, 1913); L. Reynaud, L. (Paris 1904); M. Accolti-Egg, Leopardi und L. (Neapel 1912); W. Alexander, Die Entwicklungslinien der Weltanschauung N. L.’s (1914); H. Bischoff, N. L.’s Lyrik (2 dln, 1912-20); J. van Hessen, L. und Das Junge Deutschland (1925); V. Errante, L. (Milano 1935 m. bibliogr.); M. Schaerfenberg, N. Lenau's Dichterwerk als Spiegel der Zeit (Erlangen 1935); Herrn. Graederer, L. (1938); L. Reynaud, L. poète lyrique (1905). Romans: Ferd. Kürnberger, Der Amerika müde (1856); A. Müller-Guttenbrunn, L. (1921), 3 dln.