graaf, stichter der Evangelische Broedergemeente (Dresden 26 Mei 1700-Herrnhut 9 Mei 1760), leerling van Francke’s paedagogium te Halle en de universiteit te Wittenberg, werd jurist en was bestemd voor de staatsdienst.
Op reis in de Nederlanden maakte hij kennis met de Gereformeerden, in Parijs met de grote kardinaal de Noailles. Van die tijd af ligt de grond voor zijn oecumenische bezieling vast. Hij huwde een gravin Reuss, verliet de staatsdienst en bemoeide zich met de enigszins kritieke belangen der Boheemse Broeders op Herrnhut (1727), waar hij orde schiep en die hij erkenning onder het streng Lutherse kerkregime bezorgde. Zelf ging hij in 1734 tot de geestelijke stand over, werd het volgend jaar bisschop der Broeders, reisde naar West-Indië en Amerika (1739, 1741—’43) en naar verschillende landen van Europa. Uit Saksen verbannen, organiseerde hij met de uitgezworven Broeders een conferentie te Londen in krachtig Christocentrische geest, welker orde als vernieuwde Broederkerk in Pruisen (1742) en Engeland (1749) werd erkend. Sedert 1735 zijn er Herrnhutters te Amsterdam, te IJselstein onder leiding van Zinzendorf’s vriend Friedrich de Watteville, en sedert 1746 op het Slot te Zeist, hun geschonken door de koopman Schellingen
Zinzendorf is zijn gehele leven bezig geweest met de conflicten tussen dogmatisme en „Herzensreligion” en die tussen separatisme en Christelijke eenheid. Een oplossing trachtte hij te geven in zijn leer der tropoi paideias, vormen van opvoeding: in Duitsland waren dit de Lutherse, de Gereformeerde en de Moravische, waarvan de Broedergemeente de synthese wilde zijn. Teruggekeerd naar Saksen in 1747 stichtte hij, onder erkenning der Confessio Augustana, het seminarium te Barby. Het zendingswerk, door Zinzendorf zelf begonnen, bloeit o.m. onder de melaatsen in Suriname.
De theologie van Zinzendorf heeft de liefde tot Jezus in zijn lijden en met de kruiswonden als inspirerend middelpunt. Zijn liederen, zeer talrijk en typisch voor het karakter van het Herrnhutter min of meer mystieke Christendom, worden nog gezongen (Herv. Gez. 222). De invloed van Zinzendorf en zijn idealen op Schleiermacher , Tholuck, Rich. Rothe is te beschouwen als een belangrijke verbijzondering van het Piëtisme.
Lit.: A. G. Spangenberg, Leben der Gr. N. L. v. Z. u.
P., 8 dln (1772-’75); Von der Arbeit der Evang. Brüder unter den Heiden (1782, Ned. vert. 1798); J. Th. Müller, Z. als Emeuerer der alten Brüderkirche (1900); Geschichte der Böhm. Br., 3 dln (1922-31); H. M. van Nes, De Graaf v.
Z. (1903); W. Lüjteharms, Het philadelphisch-oecumenisch streven der Hermhutters in de Ned. i. d. 18de e. (1935); H. G. Huober, Z. s Kirchenliederdichtung (1934); O. Uttendörfer, Z.s Weltbetrachtung (1929); Z.s relig. Grundgedanken (1935); H.
Motel, Z. als oekum. Theologe (1942); F. Gärtner, Karl Barth und Z. (München 1953, Theologische Existenz heute, N.F. 40).