naam van een tweetal keizers van RUSLAND.
Nicolaas I
Pawlowitsj, derde zoon van keizer Paul (Tsarskoje Selo, bij St Petersburg, 6 Juli 1796 - St Petersburg 2 Mrt 1855), regeerde van 1825 tot 1855. Hij kreeg een geheel militaire opvoeding en werd door zijn broeder keizer Alexander I buiten de staatszaken gehouden, hoewel hij tot troonopvolger bestemd was doordat zijn broeder Constantijn Pawlowitsj afstand had gedaan, hetgeen echter niet bekend was gemaakt. Van de verwarring, die door dit laatste bij de opvolging in 1825 ontstond, maakten de zgn. Decabristen gebruik en deden een poging tot revolutie. Deze werd snel onderdrukt, maar heeft op Nicolaas een diepe indruk gemaakt. Elke neiging tot vrije critiek zag hij voortaan als een uiting van revolutiegeest, die in de kiem gesmoord moest worden.
Handhaving van de bestaande orde met straffe middelen was Nicolaas’ doel. Deze Russische orde rustte volgens de formulering van Nicolaas’ minister Oewarow op drie zuilen: autocratie, orthodoxie en het volkseigene. Alles wat zweemde naar liberalisme gold als een Westers gif, dat geweerd of uitgebannen moest worden. Bijzonder middel hiertoe was de keizerlijke kanselarij, speciaal haar Derde Afdeling, die een geheime politie- en controledienst vormde onder de persoonlijke leiding van de tsaar, en die Rusland geheel maakte tot een politiestaat, onder zware censuur.
Dit regime leverde weinig positieve resultaten. Aan het voornaamste sociale euvel in Rusland, de lijfeigenschap, veranderde Nicolaas vrijwel niets. Hij vond het gevaarlijk haar aan te tasten, omdat naar zijn mening de macht van de grondbezitter over zijn boeren het voornaamste bolwerk was voor het staatsgezag. Dit gezag werd tijdens Nicolaas na de Decabristenopstand niet ernstig meer bedreigd, hoewel er talrijke kleine boerenoproeren voorkwamen. Alleen in het Poolse deel van het rijk brak na de Julirevolutie in 1830 een opstand uit, die bloedig werd onderdrukt en afschaffing van de Poolse constitutie tot gevolg had. Een politiek van Russificatie volgde, die ook reeds elders tegen niet-Grootrussische nationaliteiten begon te worden toegepast.
In zijn buitenlandse politiek werd Nicolaas gedurende zijn gehele regering bijgestaan door zijn minister van Buitenlandse Zaken Nesselrode, van Duitse afkomst, maar de tsaar zelf gaf de leiding. De algemene lijn was handhaving van de Grote Alliantie en tegengaan van de revolutie waar zij opdook, maar Nicolaas toonde zich minder volgzaam tegenover Metternich dan Alexander in zijn laatste regeringsjaren. Dit bleek in het bijzonder bij de Oosterse kwestie. Terwijl Alexander zich geheel passief gedragen had inzake de Griekse vrijheidsoorlog, ging Nicolaas over tot een actieve politiek, die weldra leidde tot een Russisch-Turkse oorlog (1828-1829), die de sultan dwong de Griekse vrijheid te erkennen. Enige jaren later kwam Turkije in Russische afhankelijkheid doordat de tsaar het hulp bood tegen de onderkoning van Egypte Mehemet Ali. Maar de voordelen die Rusland in loon voor zijn steun bij het verdrag van Unkiar Skelessi (1833) verwierf, verloor het weer door de Conferentie van Londen van 1841.
In West-Europa zou Nicolaas gaarne geïntervenieerd hebben tegen de Juli-revolutie in Frankrijk en tegen de Belgische opstand van hetzelfde jaar 1830, maar de passiviteit van de andere conservatieve regeringen (die van Oostenrijk en van Pruisen) verhinderde dit plan. In 1849 hielp Nicolaas echter, geheel in de geest der Grote Alliantie, de Hongaarse opstand te onderdrukken, mede uit vrees voor een herleving van de revolutie in Polen. Ook greep hij in de Duitse zaken in door Pruisen te verhinderen een Noordduitse bond te stichten (conventie van Olmütz, 1850). Daar Rusland (naast Engeland) de enige grote mogendheid was, die in deze jaren niet geteisterd was door revolutie, achtte Nicolaas zich sterk genoeg de Turkse kwestie in overleg met Engeland te regelen. Engeland ging echter op zijn verdelingsvoorstellen niet in en toen het toch tot oorlog kwam (Krimoorlog, 1853-1856) werd Turkije gesteund door Frankrijk en Engeland, terwijl ook Oostenrijk een vijandige houding aannam en Rusland dwong de Donauvorstendommen te ontruimen. In deze oorlog bleek Rusland ook militair minder sterk dan Nicolaas het gewaand had. Hij heeft het einde van de oorlog niet meer beleefd.
Bibl.: Corr. de l!empereur N. I et du grand-duc Constantin, 1825-1831, 2 dln (St-Pétersbourg 1910- n, Franse tekst).
Lit.: Th. Schiemann, Geschichte Russlands unter Kaiser Nikolaus I (4 dln, 1904-1919); Strakhovsky, L’empereur Nicolas I et l’esprit national russe (1928); G. de Grunwald, N. Ier (Paris 1946).
Nicolaas II
Alexandrowitsj, laatste tsaar van Rusland (St Petersburg 18 Mei 1868 - Jekaterinenburg 16 Juli 1918), oudste zoon en opvolger van Alexander III, regeerde van 1894-1917. Hij was een welwillende doch zwakke, bij tijden koppige figuur, niet zeer intelligent en, hoewel hij een goede opvoeding genoten had, weinig ontwikkeld. Hij was sterk beïnvloedbaar en liet zich in de latere helft van zijn regering meestal leiden door zijn echtgenote, Alice van Hessen, in Rusland herdoopt als Alexandra Fjodorowna. Zijn belangstelling ging meer uit naar zijn gelukkige familieleven dan naar de staatszaken. Vlak na zijn troonsbestijging kondigde hij af, dat hij de autocratie zou handhaven, hetgeen de hoop van velen, dat hij na zijn autocratische vader een meer liberale koers zou inslaan, de bodem insloeg. Hoewel hij enkele bekwame ministers heeft gehad, zoals Witte en Stolypin, bleek zijn regering toch over het geheel onbekwaam om het steeds nijpender wordend agrarische vraagstuk en het door de snelle industrialisatie opkomend arbeidersvraagstuk tot een oplossing te brengen.
Daarbij kwam dat in verband met de imperialistische buitenlandse politiek de militaire en fiscale lasten werden verzwaard. Toen deze politiek, die zich in de eerste tien jaren van Nicolaas’ regering vooral op expansie in Oost-Azië richtte, tot oorlog met Japan had geleid (1904-1905) en toen daardoor de ellende toenam, terwijl de nederlagen de positie der regering verzwakten, barstte in 1905 een revolutie uit, die de regering dwong toe te geven aan de liberale wensen en een Doema bijeen te roepen. Naarmate echter de reactie zegevierde werd het kiesrecht voor de Doema beperkt en de monarchale macht weer versterkt.
In de buitenlandse politiek bleef Rusland, afgezien van een persoonlijke stap van Nicolaas II (te Björkö in 1905; het aldaar gesloten defensief verdrag met Wilhelm II werd echter door de wederzijdse ministers niet geaccepteerd), trouw aan het bondgenootschap met Frankrijk, terwijl in 1907 de Entente met Engeland tot stand kwam. In 1914 heeft Nicolaas onder invloed van een telegrammenwisseling met zijn neef Wilhelm nog een ogenblik zonder succes getracht de algemene mobilisatie uit te stellen. Tijdens Wereldoorlog I verdacht men het hof van pro-Duitse gezindheid; in het bijzonder echter nam de ontevredenheid met het regime, ook in de hoogste kringen, toe door de onzalige invloed van de gedegenereerde monnik Raspoetin op de keizerin en vandaar op Nicolaas en op de regeringszaken. De moord op Raspoetin (1916) kon echter de monarchie niet meer redden. De nederlagen, de ontreddering en de honger hadden de oppositie buiten, maar ook in de Doema onweerstaanbaar gemaakt. Toen Nicolaas de Doema ontbond (26 Febr./n Mrt 1917), vormde zich uit haar een voorlopige revolutionnaire regering, die Nicolaas dwong tot afstand (2/15 Mrt). Hij werd daarop met zijn familie geïnterneerd in Tsarskoje Selo, later (Aug. 1917) naar Siberië overgebracht, vervolgens (Apr. 1918) naar Jekaterinenburg, waar hij een paar maanden later, toen er vrees bestond dat hij door de Witte legers zou worden bevrijd, met zijn gezin werd gefusilleerd.
PROF. DR TH. J. G. LOCHER
Bibl. (vert.): Letters of the Tsaritsa to the Tsar 1914-1916, with an Introd. by B. Pares (London 1924); Journal intime de N. II, trad. p. A. Pierre (Paris 1925); Lettres de N. II et de sa mère, trad. p.
P. L. Léon (Paris 1928); Archives secrètes de l’empereur N. II, trad. p. V. Lazerevski (Paris 1928); Letters of the Tsar to the Tsaritsa, transl. by A.
L. Hynes, ed. by C. E. Vulliamy (London 1929); Journal intime de N. II, 1914-1918, trad. p. M.
Benouville et E. Kaznakov (Paris 1934).
Lit.: G. Rivet, Le dernier Romanoff (1917); P. Gilliard, Le tragique destin de Nicolas II et de sa familie (1921); J. Jacoby, Le tsar Nicolas II et la révolution (1931); C. Radziwill, Nicolas II, the last of the Tsars (1931).
NICOLAAS (Montenegro)
Petrovic Njegos (doorgaans Nikita genaamd), van 1860-1910 vorst, van 1910-1918 koning van MONTENEGRO (Njegos, bij Cetinje, 7 Oct. 1841 - Antibes, bij Nice, 1 Mrt 1921), neef en opvolger van vorst Danilo II, regeerde tamelijk despotisch; de grondwetten die hij zijn land gaf (1868 en 1905) hadden weinig te betekenen. Hij verbeterde leger en onderwijs en hield zich in zijn buitenlandse politiek steeds aan Russische zijde, in tegenstelling tot Milan Obrenowitsj van Servië. Twee van Nicolaas’ dochters waren met Russische grootvorsten gehuwd; een andere, Helena, met Victor Emanuel III van Italië. In de oorlog van 1876-1878 en in de Balkanoorlogen van 1912-1913 behaalde Nicolaas enige gebiedswinst, maar zijn autocratische regeringswijze en de manier waarop hij zich ten koste van zijn arme onderdanen verrijkte, wekten ontevredenheid. Er groeide een partij die naar vereniging met Servië streefde. In Wereldoorlog I koos Nicolaas de Servische (en Russische) zijde, maar neigde spoedig tot een afzonderlijke vrede met Oostenrijk, die echter, trots onderhandelingen, niet tot stand kwam.
Toen Montenegro door de Oostenrijkers bezet werd (Jan. 1916) vluchtte Nicolaas naar Frankrijk, doch een van zijn zoons onderhandelde te Wenen over een plan tot stichting van een van Oostenrijk afhankelijke Servische staat onder het huis Petrovic. Door de Oostenrijkse nederlaag kwam hiervan niets en de Nationale Vergadering der Montenegrijnen in Nov. 1918 zette Nikita en zijn huis af en proclameerde de vereniging van Montenegro met Joegoslavië.
Nicolaas heeft ook als schrijver enige naam gemaakt door enkele drama’s (o.a. De Keizerin van de Balkan, 1886, herdr. 1912, Duitse vert. 1901) en liederen, waarvan er één (Onam’ onamo) een bekend Servisch volkslied werd.
Lit.: F. G en the, Montenegro. Ein Beitrag zur Geschichte seines Fürstenhauses (1912).