Russisch grootvorst (Tsarskoje Selo 29 Apr. / 8 Mei 1779 - Witebsk 15/27 Juni 1831), tweede zoon van keizer Paul, was oorspronkelijk bestemd om bij verwezenlijking van het zgn. Griekse plan van Catharina II keizer van Constantinopel te worden.
Hij nam deel aan de veldtocht van Soeworow in Italië en de slag bij Austerlitz. In 1816 werd hij opperbevelhebber in Congres-Polen, vijf jaar later ook stadhouder aldaar. Na de ontbinding van zijn huwelijk met Anna (oorspr. Julie) van Saksen-Coburg, van wie hij reeds twintig jaar gescheiden leefde, hertrouwde hij in 1820 met de Poolse gravin Johanna Grudzinska.
Ten gevolge van dit morganatisch huwelijk deed hij afstand van zijn rechten op de Russische troon. Hieraan was echter geen ruchtbaarheid gegeven, zodat na de dood van zijn broeder Alexander I in Dec. 1825 enige verwarring ontstond, waarvan gebruik werd gemaakt door een groep revolutionnair gezinde officieren, de zgn. „Decabristen”, die zich voor Constantijn verklaarden. Hij volhardde echter bij zijn afstand, zodat zijn jongere broeder Nicolaas I opvolgde, die het Decabristen-oproer onderdrukte. In Polen had hij zich door willekeurig bewind onbemind gemaakt, al was hij de Polen niet ongenegen.
Bij het uitbreken van de opstand moest hij (1830, 29 Nov.) uit Warschau vluchten. Hij begaf zich naar het Russische leger van Dibitsj, maar zijn halfslachtige houding (hij wilde o.a. met de opstandelingen onderhandelen) maakte, dat hij Dibitsj en de keizer verbitterde. Hij trok zich terug en stierf kort daarna plotseling, waarschijnlijk aan de cholera.PROF. DR TH. J. G.
LOCHER.