Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NEGRITO

betekenis & definitie

betekent „kleine neger”. Met deze term duidden de Spanjaarden de pygmeeën van de Philippijnen aan, die, hoewel klein van gestalte (gemiddeld niet groter dan 1,50 m), hen door de donkere huidkleur en het kroeshaar aan negers deden denken.

Tegenwoordig worden deze Philippijnse pygmeeën gewoonlijk Aëta’s genoemd.De term negrito wordt ook wel in ruimere zin gebezigd als aanduiding van de dwergvolken in Z.O.-Azië en Oceanië. Dan zijn dus ook de bewoners van de Andamanen, de Semang, en de dwerg-papoea’s van het binnenland van Nieuw-Guinea negrito’s. Al deze negrito’s zijn verzamelaars en jagers en leven in kleine nomadiserende horden. De Aëta’s en de Semang staan zeer sterk onder invloed van de Maleise groepen, van wie ze veel overnamen. Zo hebben bij de laatsten de pijl en boog, overigens het typische wapen van deze dwergvolken, moeten plaats maken voor het blaasroer. Hun woningen zijn uit plantaardig materiaal zeer vluchtig opgebouwde hutten, niet meer dan een dak op palen waaronder de bewoners schuilen.

Het vochtige klimaat maakt dat men vaak niet op de grond slaapt, maar op een bamboe rustbank. Van de bewoners van de Andamanen wordt gezegd, dat zij wèl het gebruik van het vuur kennen, doch het niet maken. Het vuur wordt zorgvuldig onderhouden, zodat het nooit uitgaat. De aantallen van deze negrito’s zijn niet bekend; ze zijn echter zeer klein en alles wijst er op dat zij nog steeds in aantal afnemen, gedeeltelijk doordat zij uitsterven, gedeeltelijk doordat zij in andere groepen opgaan. Alleen van de dwerg-papoea’s kan dit niet worden gezegd.

< >