noemt men de groepen van mensen, die negerkenmerken vertonen. De wetenschappelijke strijd over de vraag of de tegenwoordig onderscheiden hoofdrassen (Mongolen, negers enz.) „soorten” dan wel „rassen” van de mens zijn en of de groepen, die deels tot de ene deels tot de andere hoofdgroep te brengen zijn, als ondersoorten of als onderrassen moeten beschouwd worden, deed de namen Mongoloïden, Negroïden enz. ontstaan.
Tot de Negroïden behoren dus in de eerste plaats de eigenlijke negers in hun talrijke schakeringen, volken uit het Nijlgebied, uit de Sahara enz. Men vindt hen overal aan de rand van het negerwoongebied. Of men hier te doen heeft met een gemeenschappelijke oorsprong, waaruit de verschillende typen (rassen, onderrassen enz.) ontstaan zijn, dan wel met kleine of grote verandering van het genotype, door voortgezette kruising met negers, is niet altijd uit te maken. De bevolking van Zuid-Europa vertoont een negroïde inslag, te verklaren uit de eeuwenlange toevoeging van negerbloed (Romeinse negersoldaten, negerslaven, negerachtige Arabieren en Berbers enz.). Tot de Negroïden kan men ook rekenen de grote groepen mulatten, ontstaan door kruising van blanken en negers. In de buurt van Menton vond men bij opgravingen skeletten van een negroïd mensenslag, dat men in de praehistorie als Grimaldi-ras aanduidt, in het midden latend of het negers dan wel negerachtigen zijn geweest.