is een machine, die dient tot de mechanische verbinding van verschillende stoffen door middel van draden. Zij bestaat uit een gietijzeren kast, in het bovengedeelte waarvan een stang horizontaal bevestigd is, die aan het ene einde het rad draagt, aan het andere een krukas, waardoor de naaldstang op en neer bewogen wordt.
Verder wordt van de as afgeleid de inrichting tot het aandrijven van het schuitje en van de stofschuiver. Verder zijn nog te vermelden de stofaandrukker, die de stof tegen de stofschuiver aandrukt en de inrichting tot het spannen der draden. De centrale as kan in beweging worden gebracht door de hand, door een trapinrichting of door een electromotor.Wat de werking betreft is onderscheid te maken tussen kettingsteek en stiksteek. In het eerste geval geschiedt de verbinding door één draad, in het andere door twee draden. De laatste is de meest gebruikelijke. De bovendraad loopt daarbij van de garenrol over de bovendraadspanning door de draadgever naar de naald; de onderdraad ligt in een spoeltje in de onderkast. De naald, die door het oog de draad aanvoert, steekt door de stof, terwijl het spoeltje een wenteling om zijn as naar rechts maakt. Bij het teruggaan van de naald vormt de bovendraad een lus, die door de punt van het spoeltje wordt gegrepen; dit heeft ondertussen zijn draairichting veranderd en wentelt nu naar links, waardoor de lus van de bovendraad wordt meegenomen en over de spoel met de onderdraad wordt geleid, tot hij afglijdt en nu te zamen met de onderdraad door de omhoog gaande draadaangever in het naaigoed getrokken wordt. Daardoor zijn boven- en onderdraad met elkander verbonden.
Verder zijn er verschillende bijzondere apparaten, geschikt voor allerlei verdere bewerkingen, zoals het omboorden, zomen enz. Er zijn ook zeer verschillende machines in de handel gebracht, naar gelang zij dienen voor de bewerking van leer, voor het innaaien van boeken, het maken van tenten en zeildoek enz. Gewone naaimachines kunnen tot 1400 steken per minuut maken, snelnaaimachines gaan tot 4300 steken.
Het eerste patent op een naaimachine werd in 1790 door de Engelsman Thomas Saint verworven; deze machine werkte echter nog maar met een draad van een bepaalde lengte. Een grote verbetering bracht de Weense kleermaker Joseph Madersperger aan, toen hij in 1830 een machine met een draad zonder eind construeerde. Terzelfder tijd kwam de Fransman Thimonnier uit St Étienne met een gewijzigde constructie, die echter evenmin practisch bruikbaar was. Deze werd eerst in 1845 door de Amerikaan Elias Howe uit Massachusetts gevonden en in 1862 richtte hij de eerste grote fabriek in Bridgeport op. Vervolgens werd deze nog verbeterd door Isaac Merrit Singer, die de later wereldberoemde fabriek Singer Manufacturing Co. oprichtte. Na Wereldoorlog II komen hoe langer hoe meer electrisch gedreven machines in de handel.
Lit.: Lind, Katechismus d. Nähmaschinenkunde (1912); Marpurg, Der praktische Nähmaschinen-Reparateur (1929); Locke Die Nähmaschine, ihre Behandlung und Reparatur (1930).