is een gomhars, afkomstig van de bast van verschillende soorten van het geslacht Commiphora. Zij wordt verzameld in Arabië en in het daar tegenover gelegen N.O. gedeelte van Afrika, waarna zij te Aden en te Bombay op de markt komt. Zij bestaat uit onregelmatige korrels, geelachtig of bruin van kleur, bros, min of meer doorschijnend, met een eigenaardige reuk en een bittere smaak.
Zij vormt met water een emulsie; het harsgedeelte, dat er voor ca 40 pct in voorkomt, lost in alkohol op. De gomhars ontleedt bij verwarming zonder te smelten en geeft daarbij een aangename reuk. Zij bestaat uit gom, hars, vluchtige oliën, een bitterstof enz. en wordt inwendig niet meer toegepast. Uitwendig gebruikt men met water verdunde tinctuur van myrrhe, verkregen door 1 deel myrrhe met 5 delen spiritus (van 90 vol. pct) uit te trekken, als een samentrekkende mondspoeling. In oude tijd diende zij met wierook tot reukoffers. Men vindt de naam reeds in de boeken van het O.T. De Egyptenaren bezigden ze bij het balsemen van lijken en in de Middeleeuwen behoorde de myrrhe tot de kostbaarste specerijen.
