uitwendig een gaaf en indrukwekkend middeleeuws kasteel op een vierkante plattegrond met ronde hoektorens en een poorttoren, verrijzend op een plaats, waar de Vecht in de voormalige Zuiderzee uitmondde. Reeds in de Romeinse tijd moet op de plek van het tegenwoordige kasteel een houten tolhuis hebben gestaan, hetwelk in de 13de eeuw vervangen werd door een weerbaar stenen huis.
Aanvankelijk in handen van de bisschoppen van Utrecht, werd het in 1285 verworven en vergroot door de Hollandse graaf Floris V, die er in 1296 door zijn leenmannen werd gevangengezet en in de omgeving (’s-Gravensloot) vermoord. Van 1305-1795 werd het beheerd en bewoond door bisschoppelijke of grafelijke ambtenaren (slotvoogden), die tevens baljuw van Naarden en Gooiland en drost van Muiden waren en die in deze kwaliteit de rechtspraak uitoefenden. In de 14de eeuw herhaaldelijk belegerd en ingenomen door de bisschoppen van Utrecht, was het sedert 1577 in handen van de Staten van Holland. Gezien de strategische betekenis van het slot voor Amsterdam, verkreeg deze stad invloed op de benoeming der slotvoogden. De beroemdste slotvoogd en drost was ongetwijfeld Pieter Corneliszoon Hooft, zoon van de Amsterdamse burgemeester Cornelis Pieterzoon Hooft. Hij bewoonde het slot van 1609-1647 des zomers en wist het tot een cultureel trefpunt van zijn tijd te maken. Hier ontving hij zijn vrienden, de grootste geleerden en kunstenaars van zijn tijd, welk wisselend gezelschap later werd aangeduid als Muiderkring.Met Hooft’s dood verloor het slot zijn aanzien en geraakte meer en meer in verval. Toen het kasteel in 1825 door de ontvanger der domeinen te Weesp in het openbaar verkocht zou worden voor afbraak kwamen de kunstlievende en historische verenigingen in beweging, hetgeen er toe leidde, dat koning Willem I ingreep. Sedertdien dagtekent het geleidelijke herstel, dat vooral in de jaren 1895-1909 leidde tot restauratie door J. H. W. Berden (de ridderzaal door achitect dr P.
J. H. Cuypers). Sinds 1909 is het als Rijksmuseum voor het publiek toegankelijk.
De beheerders voeren sedert 1903 weer de persoonlijke titel van slotvoogd. Na de benoeming van de secretaris van het Rijksmuseum te Amsterdam, Ton Koot, tot slotvoogd, in 1948, werd de algehele herinrichting ter hand genomen met medewerking van de hoofddirectie van het Rijksmuseum te Amsterdam en de commissie voor de inwendige restauratie van het Muiderslot (waarin verschillende nazaten van Hooft zitting hebben). De zalen werden met originele kunstwerken in de stijl van Hooft’s tijd, de eerste helft van de 17de eeuw, aangekleed. Tevens worden er sedertdien geregeld officiële ontvangsten, plechtigheden, samenkomsten en muziekavonden gehouden, de laatste o.m. in samenwerking met de omroepverenigingen en culturele organisaties, waardoor de luisterrijke traditie van de 17de-eeuwse Muiderkring thans een moderne voortzetting vindt. Het jaarbezoek bedraagt 50-60 000 personen.
Lit.: J. Koning, Gesch. v. h. slot te Muiden en Hoofts leven op hetzelve (Amsterdam 1827); J ter Gouw, Het slot te Muiden (Amsterdam 1862); F. W. Drijver, Het M. in 1913 (1913); K. Th. Engelbert v. Bevervoorde, Gesch. v. h. slot te Muiden (Amsterdam 1926).