(1, Overijselse), is een rivier die ten N. van Osterwick in Munsterland ontspringt. Zij stroomt eerst in noordelijke en daarna in westelijke richting met talloze kronkelingen, voorbij Nordhorn, Emblicheim en Laar, om dan het Nederlandse grondgebied te betreden.
Hier stroomt zij verder in westelijke richting voorbij Gramsbergen, Ommen en Dalfsen en verenigt zich tussen Hasselt en Zwolle met Het Zwarte Water. Haar lengte bedraagt op Duits gebied 95, op Nederlands gebied 87,5 km. Haar voornaamste zijrivieren zijn de Dinkel en de Regge.(2, Utrechtse), thans een gekanaliseerde rivier, was zeer waarschijnlijk oorspronkelijk een der beide armen, waarin zich de Kromme Rijn (z Rijn) in de nabijheid der stad Utrecht splitste. In 1674 werd zij bij Muiden door een sluis afgesloten, in 1875 werd bij Nieuwersluis een sluis in de Vecht gebouwd voor militaire inundaties. In Utrecht, waar sedert 1148 een verbinding bestaat met de andere Rijnarm (de Oudegracht), ontvangt zij door de Weerdsluis het water van Vaartsche en Kromme Rijn. Vooral als onderdeel van de oude Keulsche Vaart was zij voor de scheepvaart van veel belang. Daarbij vond men in de 18de eeuw langs haar oevers tal van buitenplaatsen en zomerverblijven van rijke Amsterdamse kooplieden. (Zie nevenstaande afb.)
Lit.: De zegepralende Vecht (Amsterdam 1719, 100 gravures naar D. Stoopendaal); R. van Luttervelt, De buitenplaatsen aan de V., diss. Utrecht (1943); Idem, Schoonheid aan de V. (Amsterdam 1944, Heemschut-serie 40); Idem, Stichtsche lustwarande (Amsterdam 1949, Heemschutserie 62).