Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

MORINGA

betekenis & definitie

Juss. is het enige plantengeslacht uit de fam. der Moringaceeën. Het zijn kleine tot 8 m hoge bomen met drievoudig geveerde bladeren en in samengestelde trossen staande bloemen.

De vruchten zijn lang en springen met drie kleppen open; ze bevatten ronde zaden, die van drie vleugels voorzien zijn en 35-40 pct olie bevatten. Bovendien levert de boom in lysigene gangen gom. De bomen komen voor in Afrika en Voor-Indië. Uit de zaden Van M. arabica Pers., doch ook uit die van M. pterygosperma Gaertn. (syn. M. oleifera Lam.) wint men de ben- of behenolie, die vloeibaar in de handel komt, doch reeds bij 10-20 gr. C. vaste bestanddelen afscheidt; ze wordt gebruikt voor de bereiding van cosmetische preparaten; indien heet geperst, is de olie bruin van kleur en heeft purgerende kracht en wordt tevens als wrijfolie tegen rheumatiek gebruikt; s.g. 0,912-0,920, verz. get. ca 187, joodgetal 70-80.Uit M.pterygosperma, afkomstig uit de Himalaya, doch in Indonesië, op Ceylon, in Jamaïca en Santo Domingo in cultuur, wint men de binaillé- gom, die als korrels of stangen van 2-4 cm doorsnee in de handel komt.

Het verse breukvlak is aanvankelijk vetglanzend, doch wordt spoedig dof. De gom is merkwaardig, doordat de celstructuur in de gom zichtbaar is gebleven, doordat de binnenlagen van de cellen uit in water wèl opzwellende, doch niet oplossende gom bestaat. Het is een soort gomhars , daar er, naast bassorine, dextrine en een in water oplosbare gom, die aan tragacanthgom verwant is, ook in alkohol en aether oplosbare stoffen in voorkomen.

Lit.: Wiesner, Die Rohstoffe d. Pflanzenreiches (Leipzig 1927), I. p 758 en 1017; Heyne, De nuttige planten van Ned.-Indië (Buitenzorg 1927), I, p. 683.

< >