Duits componist (Keulen 6 Jan. 1838-Berlijn 2 Oct. 1920), ontving het eerste muziekonderricht van zijn moeder, ontwikkelde zich tot een wonderkind; op zijn 14de jaar werd er al een symphonie van hem uitgevoerd. Hij studeerde bij Hiller, Reinecke en Breuning.
In tal van steden is hij werkzaam geweest als dirigent o.m. te Berlijn, Liverpool en Breslau, tot hij in 1891 benoemd werd tot professor aan de Academie te Berlijn, in welke stad hij ook na zijn pensionnering in 1910 bleef wonen. Bruch ontving tal van eerbetuigingen, o.m. een eredoctoraat van de universiteit te Cambridge, het lidmaatschap van de Parijse Académie des Beaux-Arts, de Pruisische Orde ,,Pour le Mérite” en een eredoctoraat te Berlijn.Bibl.: Br. schreef talloze werken voor koor en orkest, zoals: Schön Ellen; Odysseus; Arminius; Das Lied von der Glocke; Achilleus; Das Feuerkreuz; Moses; Gustav Adolf; Nal und Damajanti; Frithjof; Die Priesterin des Isis; Römischer Triumphgesang; Salamis; Thermopyla; Leonidas; voorts voor orkest: drie vioolconcerten, een aantal kleinere stukken voor viool en orkest, een aantal stukken voor cello en orkest, w.o. ,,Kol Nidrei” op een Hebreeuwse melodie, en drie symphonieën; enkele kamermuziekwerken, pianomuziek en liederen. Van al deze werken hebben het eerste vioolconcert. Kol Nidrei en Das Lied von der Glocke repertoire gehouden.