Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Maurice utrillo

betekenis & definitie

Frans schilder (Parijs 25 Dec. 1883), zoon van de schilderes Suzanne Valadon (hij tekent vaak met een V achter zijn naam), in 1891 geadopteerd door de Spaanse schrijver Miguel Utrillo, begon in 1903 onder leiding van zijn moeder te schilderen, doch is vnl. autodidact. Hij schildert landschappen, kathedralen en stadsgezichten, veelal buitenwijken van Parijs, in het bijzonder Montmartre.

Het werk van deze schilder, die reeds op jeugdige leeftijd alkoholist was, ontstaat volkomen intuïtief, bijna als vanzelf, soms naar wat hij in de werkelijkheid heeft waargenomen, soms naar gekleurde prentbriefkaarten en soms ook geheel zonder voorbeeld, alles met een onbegrijpelijke zekerheid en frisheid van compositie en kleur geschilderd.Zijn vroege schilderijen zijn donker van kleur en dik in de verf, daarop volgde een impressionnistische periode beïnvloed door Pissarro. Na 1909 begon zijn zgn. witte periode, waarin hij zijn eigen stijl ten volle ontplooide en zijn oeuvre een hoogtepunt bereikte. Dikwijls gebruikt hij dan een wit van zeer speciale samenstelling, gemengd met lijm, gips en eierschalen. Hij werd de schilder bij uitnemendheid van oude, wit gekalkte muren, onaanzienlijke huizen, stille straten, kroegen bij vaal, regenachtig weer of in een even doorbrekende zonneschijn. Na 1916 werd zijn werk harder van kleur en deed vaak aan volkskunst denken. Sindsdien heeft hij zich niet verder ontwikkeld, doch gaat in dezelfde trant voort.

Utrillo’s beste werk heeft iets subliem kinderlijks en getuigt van grote zuiverheid en van een poëzie, soms niet zonder bittere achtergrond, die door een zachte vertedering wordt beheerst.

Lit.: Ad. Basler, M. U. (Paris 1931); F. Carco, La légende et la vie d’U. (Paris 1928); Idem, M. U. (Paris 1921); G. Charensol, M. U. (Paris 1929); G. Coquiot, M. U. (Paris 1925); P. Gourthion, U. (Bern 1947); F. Fels, M. U. (Paris 1930); G. J. Gros, M. U., sa légende (Lausanne 1947); F. Jourdan, U. (Paris 1948); M. Gauthier, U. (Paris 1944); A. Tabaraut, U. (Paris 1926).

< >