Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Maurice GRAMMONT

betekenis & definitie

Frans taalkundige en foneticus (Dramprichard, Doubs, 15 Apr. 1866 Montpellier 1946), werd maître de conférences te Dijon 1892, te Montpellier 1895 en hoogleraar aldaar in 1901, onderzocht vooral de menselijke taal als physiologisch en als acoustisch verschijnsel. Uitgaande van het feit dat de menselijke spraakorganen bij de verschillende rassen slechts onbetekenende anatomische verschillen vertonen, trachtte hij algemeen fonetische wetten te ontdekken.

Hij slaagde er in met behulp van materiaal uit vele talen en gewapend met een grondige kennis van de taalhistorie, sommige klankwijzigingen als assimilatie, dissimilatie en metathesis of omzetting (bijv. Nederl. gort uit grut) onder algemene formules te brengen. Zijn tweede arbeidsveld was de aesthetische zijde van de taal, nl. de harmonie en de expressiviteit van de poëzie, voor zover deze van fonetische verschijnselen als klank, rhythme, tempo, stilte afhangen. PROF.

DR L. GROOTAERSBibl. : La dissimilation consonantique (Dij'on 1895); L’assimilation (Buil. de la Soc. de ling. de Paris, XXIV, 1923-1924); Traité pratique de prononciation française (Paris 1928) ; La psychologie et la phonétique (Paris 1930); Traité de phonétique (Paris 1933); Phonétique du grec ancien (1948).

< >