volgens de overlevering de grootste held in het begin van Rome’s geschiedenis. Volgens deze (vooral bij Plutarchus bewaard) zou hij, na in 431 v.
Chr. de Aequi en Volsci bij de Algidus te hebben overwonnen en verschillende ambten te hebben bekleed, als dictator in 396 na een beleg van 10 jaar Veji in Etrurië door onderaardse gangen hebben genomen. Door praal bij de triumf, opvordering van een tiende deel van de buit voor Apollo, en hoogmoedigheid zou hij de toorn der burgers hebben gewekt en naar Ardea in vrijwillige ballingschap zijn gegaan, toen hij tot een hoge boete was veroordeeld. Hij werd teruggeroepen bij de inval der Galliërs (390) en zou dezen op de terugtocht hebben verslagen, ja hun het goud, dat zij als losprijs hadden gekregen, weer hebben afgenomen. Hij zou een plan om naar Veji te verhuizen verhinderd en Rome hersteld hebben (vandaar zijn erenaam: tweede stichter der stad).
Later overwon hij de Volsci, Aequi en Etruriërs en verkreeg daarvoor de triumf (389) (ook latere oorlogen met deze volkeren worden vermeld). In 384 hielp hij mede om Marcus Manlius Capitolinus, die de alleenheerschappij wilde verwerven, ten val te brengen. Ook zou hij in 368 de democratische leges Liciniae Sextiae hebben bestreden, die het consulaat ook aan de plebejers wilden geven. Ook echter wordt hem de stichting van een tempel voor Concordia als teken van verzoening der standen toegeschreven.
In 365 zou hij aan de pest zijn gestorven.Waarheid en verdichtsel zijn in dit alles moeilijk te onderscheiden. De beste bron is vermoedelijk Polybius (zeer kort), daarna Diodorus, terwijl Livius en Plutarchus met legenden zijn overwoekerd.
Lit.: Th. Mommsen, Römische Forschungen, dl II, blz. 297 vlgg.; F. Münzer in Pauly-Wissowa Realenzykl., dl VII, blz. 324 vlgg.; L. A.
Kesper, Commentatio crit. de Gamillo Volscorum victore, Diss. Leiden (1886).