Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Ludwig joachim von ARNIM

betekenis & definitie

(afgekort Achim), was een Duits dichter der romantische school (Berlijn 26 Jan. 1781 - Wiepersdorf bij Dahme 21 Jan. 1831), studeerde te Göttingen en te Wenen natuurkunde en schreef verschillende opstellen in wetenschappelijke tijdschriften, o.a. over de electrische verschijnselen.

Weldra echter, nadat hij kennis had gemaakt met L. Tieck en Cl. Brentano, wijdde hij zich geheel en al aan de poëzie, vooral aan de studie der volkspoëzie, waarvoor hij belangstelling was gaan koesteren door geschriften van Goethe en Herder.

Op zijn reizen door Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, Nederland en Engeland verzamelde hij sagen en sprookjes uit de volksmond. Hij vestigde zich daarna te Heidelberg. Met zijn vriend Brentano gaf hij de door hem verzamelde Duitse volksliederen uit onder de titel Des Knaben Wunderhorn (1806 ff.), waardoor hij zich op dit gebied zeer verdienstelijk heeft gemaakt. Sinds zijn huwelijk (1811) met Brentano’s zuster Elisabeth (Bettina) woonde Von Arnim afwisselend te Berlijn en op zijn landgoed Wiepersdorf bij Dahme. W. Grimm heeft een uitgave van zijn werken bezorgd in 20 dln (1839-1848); kleinere uitgaven van M.

Morris (Leipzig), M. Jacobs (Berlijn) en R. Steig (Leipzig).

Von Arnim was, vergeleken bij andere romantici, een door en door gezonde geest, vol krachtig realisme; populair is hij echter nooit geworden. In zijn werken schitteren geest en een bijzondere opmerkingsgave. Hij heeft daarbij een vloeiende, soms wat gezochte stijl.

Bibl.: Romans: Hollins Liebesieben (1802); Ariels Offenbarungen (1804); Armuth, Reichthum, Schuld und Busze der Gräfin Dolores (1810), diepzinnige roman; Halle und Jerusalem (1811),drama; Die Kronenwächter (1817), fantastisch-historische roman, zijn meesterwerk. Novellen: Der Wintergarten (1809); Isabelle von Aegypten (1811); Uit zijn nalatenschap: Sechs Erzählungen (1835); Vgl.: O. Mallon, Arnim-Bibliographie (Berlin 1925).

Lit.: R. Steig, Achim von Arnim und die ihm nahestanden (1894); H. Becker, A. v. Arnim in den wiss. und pol. Strömungen seiner Zeit (Berlin 1912); J. Nadler, Die Berliner Romantik (Berlin 1921).

< >