Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Lubbert GERRITSZ

betekenis & definitie

invloedrijk oudste, d.i. voorganger der Doopsgezinden (Amersfoort 1534 Amsterdam 12 Jan. 16x2), eigenlijk Lubbert Gerritsz. Yserman, was linnenwever te Amersfoort, werd ca 1556 aanhanger van Menno Simons, deswege in 1559 gedagvaard, vluchtte hij naar Hoorn, waar hij in hetzelfde jaar door Dirk Philips als oudste werd bevestigd en voorganger werd.

Na heftige veroordeling van de zijde van zijn naar Emden uitgeweken bevestiger, voegde hij zich in 1567 bij de zgn. Friese gemeente te Hoorn, kwam ten gevolge van zijn mild standpunt in 1589 bij de Jonge of Zachte Friezen (z Doopsgezinden), naar hem ook Lubbert Gerritsvolk genoemd, en werd ca 1591 voorganger te Amsterdam, waar hij tot zijn dood leider was van de in 1601 ontstane zgn. Bevredigde Broederschap (Waterlandse gemeente). Met Hans de Ries stelde hij in 1610 de Waterlandse belijdenis op, doch deze poging om een verzoening tot stand te brengen tussen de elkander mijdende en bannende Doopsgezinde groepen was bestemd om te falen.

Hij heeft ook minder geslaagd dichterlijk werk uitgegeven. De kunstschilder Lambert Jacobsz. was zijn kleinzoon.Bibl.: Verantwoordinghe op die seven artijckelen daer om hij gebannen is (gedr. achter: Den Schoubrief, d. Robbert Robbertsz. Ie Canu, Amsterdam 1591); Sommige andachtighe ende leerachtige gheestelicke liedekens ende Psalmen Davids (Amsterdam 1597, 5de dr. 1649); Sommighe christelijcke sendt-brieven (Amsterdam 599, herdr. 1611, 1646); (met Hans de Ries) Corte belijdenisse des gheloofs (Alkmaar 1610, laatste dr. 1740, Lat. vert. 1723, Duitse vert. 1741).

Lit.: W. F. N. Rootselaar, Amersfoort.

Geschiedk. bijzonderheden, II (1898); E. W. Moes en C. P.

Burger Jr, De Amst. boekdrukkers, III (1910), 82 e.v.; Nieuw Ned. biogr. Woordenboek, VIII (1930); W. J. Kühler, Gesch. der Ned.

Doopsgezinden, I, II, i (1932-1940); Oud-Holland,XLVII (1930), 147, LI (1934), 244; J. Kleyntjes, Onderzoek naar Herdoopers in Amersfoort, in: Archief voor de gesch. v. h. aartsbisdom Utrecht, LVI (1937), 648.

< >