Nederlands schilder (Amsterdam ca 1598 - Leeuwarden 27 Juni 1636), van moederszijde een kleinzoon van Lubbert Gerritsz., deed een reis naar Italië en vestigde zich in 1620 te Leeuwarden, waar hij kunsthandelaar en Doopsgezind voorganger werd. Hij schilderde vnl. bijbelse taferelen in een Italiaans landschap in het genre van Elsheimer, Lastman en Pynas, verder levensgrote driekwartfiguren ontstaan onder invloed van Caravaggio en diens Nederlandse navolgers.
Ook enkele portretten zijn van hem bekend. Bredius vond voor het eerst in 1918 een stuk van zijn hand; thans zijn er ca 25 bekend. Jacob Adr. Bäcker, Govert Flinck en Joh. Mancadam waren zijn leerlingen. Zijn zoon was Abraham van den Tempel.Lit.: H. F. Wijnman, Nieuwe gegevens omtrent L. J., in: Oud Holland XLVII (1930), LI (1934); Idem, L. J., in: Op de Hoogte (1936), 348; A. Wassenbergh, in: Catalogus (van de) Herdenkingstentoonstelling L.
J. (Leeuwarden 1936) 5 H. T. v. Güldener, Het Jozefverhaal bij Rembrandt en zijn school (1947).