eigenlijk Okenfuss, natuuronderzoeker (Bohlsbach bij Offenburg, Baden, 1 Aug. 1779 - Zürich 11 Aug. 1851), werd in 1807 hoogleraar in de geneeskunde; bij zijn inaugurele rede behandelde hij o.a. zijn bekende theorie, dat de schedel uit een serie omgevormde wervels bestaat. In 1812 werd hij hoogleraar in de natuurlijke historie te Jena.
In 1817 begon hij met de uitgave van het bekende en belangrijke tijdschrift Isis. In 1819 gaf de regering hem de keuze wegens politieke opstellen) tussen het staken van zijn tijdschrift of het nederleggen van zijn hoogleraarsambt. Hij koos dit laatste. In 1822 werd op zijn aandringen het eerste Congres voor medicijnen en natuurwetenschap gehouden. In 1828 werd hij hoogleraar in de physiologie te München, in 1832 voor natuurwetenschap te Zürich. Hij is de ontwerper van een algemeen stelsel, dat alle rijken der natuur omvat. Zijn Lehrbuch des Systems der Naturphilosophie (1809-1811; 3de dr. 1843) bevat een wijsgerige uiteenzetting van zijn stelsel, dat in zijn Lehrbuch der Naturgeschichte (3 dln, 1813-1827) volkomen ontwikkeld is.
Verder schreef hij nog een Allgemeine Naturgeschichte für alle Stände (7 dln, 1833-1845, in 13 afd.), waarin hij al zijn natuurfilosofische opvattingen samenbracht. Hij was nl. meer natuurfilosoof dan onderzoeker, hoewel zijn onderzoekingen over de ontwikkeling van het darmkanaal der zoogdieren, in zijn jeugd verricht, hem een goede naam hadden bezorgd. Zijn „Naturphilosophie” is een door de school van Schelling geïnspireerd idealisme, dat zich vitalistisch tegenover de neigingen tot materialisme stelde. De gehele natuur is één organisme en de afzonderlijke planten en dieren zijn daarvan organen. Anemonen zijn vooral darm, bij mosselen komt de lever er bij. De mens is het meest volmaakt in dit opzicht.Bibl.: Gesämm. Schriften hrsg. v. J. Schuster, alleen afd. 1 bd 3 verschenen (1939).
Lit.: A. Ecker, Lorenz Oken. Eine biogr. Skizze (Stuttgart 1880); G. Güttler, L. O. und sein Verhältnis z. modernen Entwickelungslehre (1884); G.
W. Hübner, Okens Naturphilosophie (Leipzig 1909); J. Strohl, L. O. u. Georg Büchner (Zürich 1936); J. Schuster, Oken, der Mann und sein Werk, Vortr.
Ges. D. Naturf. u. Aerzte 1922, en in: Arch. Gesch. Math., Naturw., Techn., 12, 3 (N.F.), p. 54-69 (1929); F.
Maurer, L. O., sein Leben und Wirken, in: Jenaische Zeitschr. 64, 3 (1930), p. 531550 en in: Vergl. Zool. Ber. 2, p. 545; |. Strohl, in: Verh. d. Schweizer Naturforsch.
Ges., p. 395 (Einsiedeln 1935); R Zaunick en M. Pfannenstiel, L. O. und die Freiburger Universität (1938); Idem, L. O. u. Goethe (1941); P. v. Hasselt, L.
O. in Basel, diss. Bazel (1946).