Nederlands jurist (Amersfoort 20 Aug. 1871 -’s-Gravenhage 17 Febr. 1942), promoveerde cum laude te Utrecht op proefschrift over De territoriale zee (1894). Hij vervulde sedert 1903 verschillende functies bij de rechterlijke macht, tot hij in 1939 president van de Hoge Raad werd.
Hij is de bewerker van de delen I en III van Kist’s Beginselen van handelsrecht volgens de Nederlandsche wet en van het supplement over de naamloze vennootschap. In Nov. 1940 werd hij door de Duitse bezetter ontslagen; hij begaf zich terstond in het verzet. Het aanzien, dat hij reeds genoot, is in de hem nog blijvende levensmaanden door het voorname en wakkere karakter van zijn persoonlijkheid tot de grootste hoogte gestegen.Bibl.: een bewerking van dl I en III van Kist’s Beginselen van handelsrecht volgens de Nederlandsche wet.
Lit.: J. A. Polak, in: Ned. Juristenblad (1946), blz. 362-364, en Nieuw Israël. Weekbl. van 17 Aug. 1951 (82ste jg., no 36, blz. 4); N. C.
M. A. v. d. Dries, De Hooge Raad der Nederlanden tijdens de bezetting (Leiden 1945), blz. 41-43; De Hooge Raad: antwoord aan mr N. C. M. A. v. d. Dries (Amsterdam 1945), blz. 24 en 28.
