Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Lodewijk ernst BRUNSWIJK

betekenis & definitie

hertog van Br.-Wolfenbüttel (Wolfenbüttel 25 Sept. 1718 Vechelde 12 Mei 1788), streed onder de Oostenrijkse veldmaarschalk von Seckendorff drie jaar tegen de Turken, werd gekozen tot hertog van Koerland, maar kon de waardigheid niet aanvaarden wegens Rusland. In 1747 benoemde Maria Theresia hem tot veldmaarschalk.

Als zodanig nam hij aan veldtochten in de Zuidelijke Nederlanden deel. Daar trok hij de aandacht van Willem IV, prins van Oranje, die reeds toen het eerst herhaaldelijk afgewezen verzoek tot hem richtte om in Nederlandse dienst over te gaan. De prins had nl. een zwak gestel en was voortdurend sukkelend. Kwam hij te overlijden, dan zouden, daar mannelijke bloedverwanten ontbraken, zijn twee kinderen geen andere steun hebben dan hun moeder.

Daarom wenste hij, ook met het oog op de algemene toestand van het land, een krachtig man, een goed veldheer aan de Republiek en vooral aan de belangen van zijn dinastie te verbinden, die tevens de goede betrekkingen met Oostenrijk zou kunnen behartigen. Bentinck, die naar Wenen ging om verschillende onderhandelingen te voeren, slaagde er in Maria Theresia te bewegen Brunswijk als veldmaarschalk in Nederlandse dienst te laten treden. In 1750 aanvaardde hij het ambt op een tractement van 60000 gulden. Na de dood van de stadhouder in 1751 werd hij plaatsvervangend kapitein-generaal.

Na het overlijden van de gouvernante Anna (1759) was hij particulier voogd over Willem V en diens zuster. Toch had hij een belangrijke invloed op het bestuur èn door een goede verstandhouding met de altijd nog machtige Bentinck (Willem) èn doordat hij vriendschap met de Amsterdamse regenten onderhield. Het was intussen een zeer moeilijke taak de neutraliteit tussen Frankrijk en Engeland te bewaren (z Zevenjarige Oorlog) en de handelsbelangen te behartigen. Hierin slaagde ook Brunswijk niet goed.

Hij bewerkte voorts het huwelijk van de jonge prins Willem met Wilhelmina van Pruisen (Oct. 1767). Ook na 1766, toen de stadhouder meerderjarig werd, bleef zijn invloed bestaan door de geheime Acte van Consulentschap. Dit hield stand totdat tijdens de Amerikaanse vrijheidsoorlog (1776-1783) moeilijkheden met Engeland ontstonden. De hertog verloor daardoor de steun van Amsterdam en daarmee het grootste deel van zijn invloed op het bestuur, hoewel nog niet op de prins. Toen het tot een breuk met Engeland kwam (1780), kreeg natuurlijk vooral Brunswijk de schuld van de slechte toestand van de marine.

In het bijzonder was Amsterdam fel op hem gebeten, evenals de patriotten in het algemeen. Zijn gedrag werd op zijn eigen wens onderzocht en door een besluit der Staten-Generaal gerechtvaardigd. Toch bleven de aanvallen tegen de „dikke hertog”, zoals hij spottend genoemd werd, voortduren; de Staten van Friesland drongen zelfs bij de stadhouder op zijn ontslag aan. Brunswijk begaf zich daarop naar ’s-Hertogenbosch, van welke vesting hij commandant was (1782).

Nochtans stond hij ook hier aan hevige aanvallen bloot, het regende smaadschriften tegen hem en nog erger werd het, toen de Acte van Consulentschap algemeen bekend werd. Toen het voorts bleek bij de geschillen met keizer Joseph II, dat de vestingen geheel buiten staat van verdediging waren, verklaarden de Staten van Holland, met één stem meerderheid, dat de hertog zich door die acte op onwettige wijze tot minister had opgeworpen, zodat hij als een gevaarlijk persoon moest worden afgezet. De ridderschap van Holland protesteerde vruchteloos tegen dat besluit, hetwelk door de meeste andere gewesten bekrachtigd werd. Brunswijk wachtte de beslissing van de Staten Generaal niet af, maar legde 14 Oct. 1784 zijn waardigheden neder en begaf zich naar Aken.

Hij overleed op het slot te Vechelde in het hertogdom Brunswijk. Het staat vast, dat hij bij veel schranderheid en werkzaamheid een grote mate van heerszucht bezat, een krachtige persoonlijkheid was hij echter geenszins.Lit.: A. L. Schlözer. Ludwig Ernst, Herzog z.

Br. (Göttingen 1786); D. C. Nijhoff, De hertog van Br., een bijdrage tot de gesch. van Ned. gedur. de jaren 1750-1784. (’s-Gravenhage 1889); W. H. de Beaufort, Histor.

Opstellen, dl I (Amsterdam 1893); H. T. Colenbrander, De Patriottentijd (’s-Gravenhage 18971899); P. Geyl, De Patriottenbeweging (Amsterdam 1947).

< >