Lombardisch geschiedschrijver (Pavia? ca 920 - ? ca 972), telg van een aanzienlijk geslacht, bracht zijn jeugd door te Pavia aan het hof der kortingen van Italië Hugo van Provence en Berengarius II. Na een gezantschapsreis naar Constantinopel (949) viel hij bij Berengarius in ongenade, waarop hij zich, vóór 956, in dienst stelde van de Duitse koning Otto I.
Hij werd in g6i bisschop van Cremona, woonde in 962 Otto’s keizerskroning bij en was meermalen als keizerlijk agent betrokken bij de afzetting en de keuze van pausen. In 968 reisde hij weder naar Constantinopel, om voor de keizerszoon Otto II de hand van een Byzantijnse prinses te verwerven. Deze zending bleef vruchteloos. Wellicht heeft hij nog deel uitgemaakt van het gezantschap dat in 971 Theophano, de bruid van Otto II, uit Constantinopel afhaalde.Liudprand heeft drie geschriften nagelaten, die van grote waarde zijn voor de kennis van de geschiedenis der 10de eeuw. In de onvoltooide Antapodosis (Vergelding), in 958 begonnen, geeft hij de gebeurtenissen van zijn eigen tijd (888-950) in Italië, Duitsland en Byzantium. Geleidelijk krijgt dit werk het karakter van mémoires, gericht tegen Liudprand’s vijanden, met name tegen Berengarius II: vandaar de titel. Het Liber de rebus gestis Ottonis Magni Imperatoris of Historia Ottonis (ca 965) is een rechtvaardiging van de Italiaanse politiek van Otto I in de jaren 960-964. Een verslag, weinig vleiend voor de Byzantijnen, van zijn mislukt gezantschap naar Constantinopel in 968 is de Relatio de legatione Constantinopolitana. Liudprand toont zich als schrijver ijdel en rancuneus, begerig zijn lezers te boeien en te imponeren door literaire kennis en kundigheid, door belangwekkend verhaal en amusante anecdoten. De voorstelling van zaken is zeer subjectief, maar het werk is aantrekkelijk.
DR A. G. JONGKEES
Bibl.: beste uitg. door J. Becker, Die Werke L.s von G. (1915: Scriptores rer. Germ. in usum scholarum); Eng. vert. door F. A. Wright, The Works of L. of G. (1929); Duitse bloemlezing door K. v. d. Osten-Sacken en W. Wattenbach in Geschichtschr. der deutschen Vorzeit (4de dr. 1913).
Lit.: Inleiding van Becker (zie onder bibl.); G. Dandliker en J. J. Müller, L. v. G. und seine Quellen (1871): H. Jessen, Die Wirkungen d. augustin. Gesch.philosophie auf die Weltanschauung u. Geschichtschreibung L.s von C., diss. Greifswald (1921); M. Lintzel, Studiën über L. von C. (1933); F. M. Fischer, Politiker um Otto d. Grossen (1938); W. Holtzmann, in: W. Wattenbach en R. Holtzmann, Deutschlands Geschichtsquellenim Mittelalter. Deutsche KaiserzeitI, Heft 2( 2de dr. 1948).