Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEVI

betekenis & definitie

derde zoon van de patriarch Jacob en Lea; in hem erkent de Bijbel de stamvader van de Levieten. De H.

Schrift verhaalt van de stam Levi enerzijds hoe hij, samen met Simeon. grotendeels werd uitgeroeid en verspreid, anderzijds hoe de Levieten, tengevolge van hun ijver voor Jahwe, door God werden uitgekozen om onder de Israëlietische stammen de eredienst waar te nemen. Dientengevolge verkregen ze geen bezit bij de verdeling van het Beloofde Land.Levieten of de Zonen (nakomelingen) van Levi was de naam van de priesterlijke stam in het oude Israël. Dat priesterlijke diensten verricht werden door iemand buiten deze stam, was oudtijds een uitzondering en door de wet verboden. Mozes en Aaron zelf behoorden tot deze stam; hun nakomelingen en bloedverwanten wilde men tot priesters hebben. Bovendien was de stam Levi in het verleden meer dan eens opgetreden als ijveraar voor de zuiverheid van het ras en de godsdienst (vgl. Genesis 34 : 25 v.; Exod. 32 : 26) en hierdoor verzwakt en verstrooid, zodat hij in Kanaän geen eigen erfbezit verkreeg, maar afgezonderd werd voor de eredienst. Aldus werd deze stam een priesterlijke stand. Ook in Zuidarabische inscripties wordt het cultische personeel bij gelegenheid door hetzelfde woord aangeduid. Ook de lotgevallen van de stam Kureisj te Mekka kan men ter vergelijking aanhalen. Toen koningen als Hiskia (Ezechias) en Josia de eredienst tot de tempel te Jeruzalem hadden beperkt, werden de Levieten, voorzover afkomstig van de vroegere landelijke heiligdommen, de ondergeschikten van de priesters te Jeruzalem. Zij zijn de lagere clerus, ingedeeld in de drie geslachten van Gersom, Kahath en Merari. Hun rechten en plichten zijn in Deuteron. 18 : 6 w. (vgl. II Kon. 23 : 9) en ook in Ezech. 44 : 10-16 nader omschreven.

Lit.: A. van Hoonacker, Le sacerdoce lévitique dans la Loi et dans l’histoire des Hébreux (1899); G. Hölscher, Levi (in: Pauly-Wissowa, XII/2 (1925)

< >