Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEVERBOTZIEKTE

betekenis & definitie

der schapen en runderen (andere dieren worden slechts zelden geïnfecteerd) wordt veroorzaakt door een platte worm van maximaal 3 cm grootte: Fasciola hepatica, waarvan de vorm doet denken aan een bot(vis); de volwassen parasiet vindt men in de lever, vandaar de naam leverbot. Deze parasiet, een Trematode of zuigworm, is hermaphrodiet.

De volwassen exemplaren vindt men soms in vrij groten getale in de galgangen van de lever; de gelegde eieren worden met de gal afgevoerd naar de darminhoud en komen met de mest op het land. Uit het ei, hetwelk microscopisch klein is, komt een eveneens zeer klein „miracidium” (z trematoda) naar buiten. Het miracidium, dat zich door middel van trilharen bewegen kan, zwemt, hiertoe in staat gesteld door een vochtige omgeving (slecht afwaterende greppels), naar de slak (Galba truncatula). Het miracidium dringt via de voet van de slak naar binnen en komt terecht in de longholte waar het verandert tot de onbeweeglijke sporocyste.Nu begint de ongeslachtelijke voortplanting. Groepjes kiemcellen, gelegen in de sporocyste, gaan zich tot zelfstandige individuen ontwikkelen nl. de rediën; deze rediën maken zich vrij uit de sporocyste en gaan zich begeven naar de lever van de slak, gelegen in de top van het slakkenhuis. Daar zet de ongeslachtelijke voortplanting zich voort doordat celgroepen gelegen in de redie zich ontwikkelen tot cercariën. Soms ontstaan in één redie eerst een aantal dochterrediën waarna daarin de cercariën ontstaan. Deze cercariën, die voorzien zijn van een staart, waardoor ze in vochtige omgeving kunnen zwemmen, verlaten de slak, begeven zich naar het gras waar ze zich vasthechten, ontdoen zich van de staart, ronden zich af en omhullen zich met een stevige membraan; dit stadium noemt men metacercarie.

Aldus kunnen uit één leverbotei 300 à 1000 metacercariën ontstaan; als men voorts bedenkt dat één leverbot vele duizenden misschien wel millioenen eieren kan leggen en één schaap vele leverbotten kan hebben, dan is het duidelijk dat één ziek schaap het weiland met een zeer groot aantal metacercariën kan besmetten. De ontwikkeling van ei tot metacercarie duurt ongeveer één maand. Als een gezond schaap tijdens het grazen de ingekapselde metacercarie opneemt wordt de membraan door de verteringssappen opgelost; de larve komt dus vrij en dringt in de darmwand. Hoe de ontwikkeling nu verder gaat is niet met zekerheid bekend.

Een deel der onderzoekers meent dat de larve dwars door de darmwand heen de buikholte bereikt en vandaar uit rechtstreeks in de lever dringt en door het leverweefsel heen in de galgangen komt. Daar gaat de larve uitgroeien tot de volwassen leverbot, die, na volwassen te zijn geworden, eieren gaat leggen. Anderen menen dat de larve in de darmwand de uiterste vertakkingen van de leverader opzoekt en dan, vervoerd met het bloed, de lever bereikt. De ontwikkeling van larve tot volwassen leverbot in de gastheer duurt 2 à 3 maanden. Hoe lang de volwassen leverbot in de galgangen leeft is niet bekend, vermoedelijk wel langer dan 9 maanden.

Bij geringe besmetting worden aan het schaap of rund geen ziekteverschijnselen opgemerkt; bij ernstiger infecties kan men onderscheiden:

a. de acute symptomen, veroorzaakt door de massale indringing van vele larven in de lever: leverzwelling, leverbeschadiging, buikwaterzucht en daarna

b. de chronische symptomen: vermagering, bloedarmoede, diarrhee; in zeer ernstige gevallen ontstaan oedemen, vooral aan keelstreek en hals en woluitval. Op grond van deze ziekteverschijnselen en het aantonen van leverboteieren in de mest wordt de diagnose gesteld. De schade in Nederland bedraagt vele millioenen guldens per laar. De ziekte doet zich het meest voor in laaggejegen, vochtige weiden; veel regenval en dauw bevordert de ontwikkelingsgang.

Men zorge, ter voorkoming der ziekte, voor goed onderhouden weilanden, in het bijzonder moet de afwatering in orde zijn, vooral de greppels moeten goed zijn. De slakken bestrijde men door bestrooiing van het land met kopersulphaat of keukenzout. Bij schapen worden de volwassen parasieten met volledige zekerheid gedood en afgedreven door tetrachloorkoolstof; de onvolwassen parasieten echter niet, zodat men dit middel dus periodiek moet toedienen. Het is van groot belang in elk geval bij het begin van het weideseizoen een behandeling in te stellen. Bij het rund geeft tetrachloorkoolstof soms ongewenste reacties, men gebruikt daarom meestal andere middelen, o.a. distol of hexachlooraethaan, alhoewel dit laatste soms ook vergiftigingsverschijnselen kan geven.

PROF. DR JAC. JANSEN

D. SWIERSTRA

Lit.: Glunies Ross-Gordon, The Internat. Parasites of Sheep (Sydney 1936); v. Hutyra-Marek-Manninger, Special Pathology and Therapeutics of the Diseases of Domestic Animals (5Ü1 ed. 1946).

< >