Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LEPRA

betekenis & definitie

(melaatsheid, Elephanthiasis graecorum), is een ernstige, chronisch verlopende infectieziekte. De oudste beschrijvingen der ziekte, van voor het begin van onze jaartelling, stammen uit India.

Het is niet zeker, of wat melaatsheid genoemd wordt in de Bijbel, hetzelfde is als wat men tegenwoordig hieronder verstaat. Tijdens de Grieks-Romeinse beschavingsperiode bereikte de lepra Zuid-Europa, en voor het jaar 1000 was een groot deel van Europa besmet. Langzaam is de ziekte daar weer verdwenen; thans is zij nog te vinden in Noorwegen, Spanje, maar vooral in Z.O.- en Oost-Europa. De lepralijders in Nederland (er zijn er ca 60 bekend) zijn bijna allen in de tropen geïnfecteerd. De ziekte komt nl. thans in tropische streken nog zeer veelvuldig voor, waarvoor de minder zorgvuldige lichamelijke hygiëne wel grotendeels verantwoordelijk is. Grote lepracentra vindt men in China, Z.O.-Azië, Zuid-Amerika en Centraal-Afrika. In Indonesië zijn Atjèh, de Bataklanden en de Molukken de voornaamste en dichtste haarden van infectie. Ook Suriname herbergt veel lepralijders. Men heeft berekend, dat het totale aantal lepralijders ter wereld op ca 4 tot 5 millioen geschat moet worden.De verwekker van de lepra, die in 1872 door Hansen ontdekt werd, is een bacterie (Mycobacterium leprae), die zeer veel op de tuberkelbacil gelijkt. Het is nog niet mogen gelukken dit micro-organisme op een kunstmatige voedingsbodem te kweken en ook overenting op dieren mislukte tot dusverre. De bacteriën worden uitgescheiden met het neusslijm, met urine en ontlasting en komen ook overvloedig in de huidknobbels voor. Bij de infectie dringen zij door wondjes in huid- of slijmvliezen het lichaam binnen. Groot is de besmettelijkheid intussen niet; langdurig en intiem contact is nodig om de infectie te doen plaats vinden. Zo ziet men veelvuldig besmetting van jonge kinderen die met hun lepreuze ouders in één bed slapen.

De infectie ontstaat in de grote meerderheid der gevallen reeds op jeugdige leeftijd. Volwassenen zijn veel minder ontvankelijk, en besmetting na de kinderjaren is dan ook niet veelvuldig. Echter, aangezien het jaren kan duren alvorens er ziekteverschijnselen merkbaar worden, ziet men de ziekte hoofdzakelijk bij volwassenen. De tijd, die verloopt tussen de infectie en het manifest worden der ziekte bedraagt gewoonlijk 2 tot 8 jaar, soms wellicht nog langer.

Hierdoor is de bron van de infectie in vele gevallen niet meer aan te wijzen.

Men onderscheidt twee vormen van lepra en wel een tubereuze vorm (knobbellepra, L vorm) waarbij huidsymptomen op de voorgrond staan, en een nerveuze (maculo-anaesthetische of tuberculoïde) vorm (zenuwlepra: N of T vorm) waarbij vooral de zenuwen zijn aangedaan zonder dat huidverschijnselen, zij het in een andere vorm, ontbreken. Soms ziet men beide vormen gemengd bij dezelfde patiënt: dit is de lepra mixta (LN vorm). Van beginnende gevallen is het dikwijls niet te zeggen of zij L of T vorm zullen worden: het zijn de „indeterminate” of I vormen. De patiënt met knobbellepra is infectieus, die met zenuwlepra nauwelijks of in het geheel niet.

Bij de tubereuze lepra ziet men zwellingen (infiltraten) in de huid, in den beginne vooral in het gelaat en op de extremiteiten, later ook elders. Deze vorm van lepra verloopt dikwijls in aanvallen: na periodes van schijnbare stilstand ontstaan plotseling weer nieuwe huidverschijnselen, gepaard met algemene klachten als koorts en moeheid (lepra-reactie). In het gezicht zijn neus, voorhoofd en oren wanstaltig verdikt, zodat men spreekt van leeuwengezicht (facies leonina). Wenkbrauwen en baardharen vallen uit; het hoofdhaar blijft meestal gespaard. Ook in de mond, het neusslijmvlies, de luchtpijp en de slokdarm ontstaan knobbels, die bij zweervorming zeer infectieus vocht afscheiden. Dikwijls wordt het oog aangetast, wat in vele gevallen tot blindheid leidt. De knobbels op armen en benen kunnen opengaan, zodat grote en hardnekkige zweren van de huid ontstaan. De handen worden door littekens misvormd, de benen zwellen op door lymphestuwing. Overal waar de knobbels tot verzwering komen treden in het wondvocht talrijke leprabacteriën naar buiten: hierdoor ontstaat het gevaar, dat anderen met de micro-organismen in aanraking komen en besmet worden. Ook in het bloed kan men talrijke leprabacteriën vinden.

Bij de zenuwlepra ontstaan, vooral op de romp en de extremiteiten bleke, gevoelloze vlekken met een pigmentrand. De zenuwen zijn ontstoken en voelen verdikt aan (bijv. aan de elleboog of de hals). De aanvankelijk zeer hinderlijke zenuwpijnen maken later plaats voor gevoelloosheid over een groot deel van het lichaam. De brandwonden die thans kunnen ontstaan doordat men niet meer kan voelen of iets te warm is, te zamen met de door voedingsstoornissen veroorzaakte schrompelingen van vingers en tenen, geven tot sterke mutilaties aanleiding. Spierverlammingen leiden tot eigenaardige standen van de misvormde handen en voeten (klauwhand, klompvoet). Door verlamming van de gezichtsspieren verliest het gelaat zijn uitdrukking.

Het lijden duurt vele jaren, tot ten slotte door een bijkomstige ziekte (tuberculose, nierziekte, longontsteking) de dood intreedt.

De resultaten van de behandeling der lepra zijn tot nu toe niet geheel bevredigend. Jaren lang was de chaulmoogra-olie, die kan worden ingenomen of ingespoten het algemeen gebruikte geneesmiddel. Thans worden op grote schaal proefnemingen gedaan met een nieuwe reeks praeparaten, de sulfonen (promine, enz.), voorlopig met veelbelovend resultaat.

Van zeer groot belang is de prophylaxe. Het opsluiten van alle lijders in leprozerieën, vroeger algemeen gebruikelijk, vindt steeds meer tegenkanting, en is bij de zenuwlepra gewoonlijk ook niet nodig. Voor invaliden en maatschappelijk ongeschikten, hetzij door hun misvormingen, hetzij door hun gedragingen, blijft segregatie wenselijk; anderen zal men, vooral als zij nog voor behandeling vatbaar zijn, bij voorkeur in ziekenhuizen, waar zij dus slechts tijdelijk verblijven, verzorgen. Jonggeborenen van lepreuze moeders moeten zo spoedig mogelijk na de geboorte van haar worden gescheiden. Overigens vindt vrijwillige isolatie in huis, naast het gezin, steeds meer toepassing.

Belangrijker dan deze isolatie is de bevordering van de algemene hygiënische toestand. Armoede, onzindelijkheid, dicht opeen wonen (dus onderbrengen van te veel personen in een te klein huis) bevorderen het om zich heen grijpen van de infectie zeer. Ook een slechte voedingstoestand zal infectie vergemakkelijken. Zo is de bestrijding van de lepra in laatste instantie een sociaal-economisch vraagstuk.

PROF. DR W. KOUWENAAR.

< >