Duits wiskundige (Bazel 15 Apr. 1707 - St Petersburg 7 Sept. 1783), ontving onderwijs aan de hogeschool van zijn geboorteplaats van Johan Bernoulli*, terwijl hij met Daniël en Nicolaas Bernoulli een vriendschappelijke betrekking onderhield. Op 19-jarige leeftijd ontving hij een accessit op een prijsvraag van de Academie van Wetenschappen te Parijs en in 1730 ging hij als hoogleraar in de natuurkunde naar St Petersburg.
Hij publiceerde een groot aantal wiskundige verhandelingen in de werken van de Academie te St Petersburg, en door die te Parijs werd hem tot 10 maal toe een ereprijs toegekend. In 1741 vertrok hij op uitnodiging van Frederik de Grote naar Berlijn, om als leraar in de wiskunde aan de Academie van Wetenschappen op te treden, doch keerde in 1766 naar St Petersburg terug, waar hij tot zijn overlijden als directeur van de mathematische klasse van de Academie werkzaam was. Met buitengewone scherpzinnigheid en even buitengewone werkkracht, die zelfs door een langjarige blindheid niet verminderd werd, bewoog Euler zich op de meest uiteenlopende gebieden van de wiskunde, doch het hoofddeel van zijn levenswerk bestaat in de verdere ontwikkeling van de differentiaal- en integraalrekening en haar toepassing op de ervaringswetenschappen (mechanica, physica [z sterkteleer], astronomie, scheepsbouwkunde enz.). Hij is als de grondlegger van de variatierekening* te beschouwen en schiep werkmethoden, die nog heden ten dage in de zuivere en toegepaste wiskunde met vrucht worden gevolgd (zie de afzonderlijke artikelen betreffende de naar hem genoemde vergelijkingen, getallen enz.). Zijn vele werken munten uit door grote scherpte en duidelijkheid van uitdrukking, terwijl zijn beroemde Lettres à une princesse een uitnemend voorbeeld van popularisering van de wetenschap vormen. Op wijsgerig gebied was Euler van behoudende richting en bestreed hij krachtig de relativistische en formalistische opvattingen van Leibniz*.Bibl.: Opera omnia, uitgeg. d. F. Rudio, A. Krazer en P. Stäckel, waarvan reeds verschenen zijn: I. Opera mathematica, dl 1-23 (1911-’45), II. Opera mechanica et astronomica, 1-3, 10 en 14 (1912-’48) en III. Opera physica, dl 1-4 (1911-’42).
Lit.: F. Rudio, E. Vortrag (Basel 1884); J. G. Hagen, Index operum L. Euleri (1896); S. Schulz-Euler, L. E. Lebensbild (1907); Festschr. zur Feier des 200. Geb.tages L. E.’s (1907); G. Eneström, Verzeichnis der Schriften L. E.’s (2 dln, Leipzig 1910-1912); L. G. du Pasquier, L. E. et ses amis (Paris ig27); O. Spiess, L. E. (Frauenfeld ig2g); A. Speiser, E. und die deutsche Philosophie (1934); Idem, Einteilung der Werke L. E.’s, in: Gommentarii mathematici helvetici XX (Zürich 1947).
Bewegingsvergelijkingen van Euler zijn door Euler ingevoerde bewegingsvergelijkingen van een vast lichaam, dat in één punt (O) gefixeerd is, en die het verband uitdrukken tussen de totale draaikracht, die op het lichaam werkt, en de hoeksnelheid van rotatie, waarbij beide vectoren ontbonden worden volgens de hoofdtraagheidsassen (z traagheidsmoment) in O.
J. G. Adams berekende C in 260 decimalen. Terwijl van de getallen e en n door Hermite en Lindemann bewezen is, dat zij transcendent zijn, d.w.z. onmogelijk wortels kunnen zijn van een hogeremachtsvergelijking met rationale coëfficiënten, is dit bewijs voor het getal C nog niet gelukt en men weet dus nog niet of C algebraïsch, dan wel transcendent is.
Eulerse hoeken zijn drie hoeken, waardoor Euler de stand van een vast lichaam, dat in één punt gefixeerd is, ten opzichte van een vast, rechthoekig assenstelsel bepaalde.