Frans politicus en letterkundige (Parijs 9 Apr. 1872), werd uit Elzassisch-Joodse ouders geboren, die het te Parijs tot zeer welgestelde stoffenhandelaars brachten. Na een jeugd in intellectuele en literaire kringen wordt hij jarenlang vast medewerker aan de pas opgerichte Revue blanche, waar hij in artikelen erkent een bewonderaar en volgeling te zijn van de individualistische schrijver Barrès, totdat de Affaire Dreyfus hen in verschillend kamp zal brengen.
Blum wordt toneelcriticus voor Le Matin en Comoedia, verder letterkundig medewerker aan de pas opgerichte Humanité. In de bundel Nouveïles Conversations de Goethe avec Eckermann (1901) geeft hij, bij monde van een Goethe die tot igoo geleefd zou hebben, zijn oordeel over de voornaamste gebeurtenissen van de dag en zijn opinie over de bekendste tijdgenoten. In zijn meer filosofisch boek over het huwelijk (Du Mariage, 1907) analyseert hij de moeilijkheden die de man zowel als de vrouw, door hun instincten gedreven, bedreigen bij het sluiten van een definitief accoord. Zijn letterkundige studie over Henri Beyle, Stendhal et le Beylisme (1914) blijft ook nu nog een der beste inleidingen tot het werk van deze grote schrijver.Ondertussen was Blum sinds igo2 referent bij de Raad van State, bovendien sinds 1910 regeringscommissaris bij de afdeling geschillen van bestuur van dat lichaam. In 1914 trad hij voorgoed in de politiek: hij werd, toen de socialisten in de regering werden opgenomen, kabinetschef van het ministerie van Openbare werken en ravitaillering. In 1916 werden de aanvallen op de socialisten in de regering zo sterk, dat zij — en dus ook Blum — hun ontslag namen. Kort daarop publiceerde hij een polemisch werk Lettres sur la réforme gouvernementale (herdr. 1936). Na Wereldoorlog I trad hij, als feitelijk leider zijner partij, in de Kamer op als hevig tegenstander van Poincaré*, met name wat de Ruhrbezetting door Frankrijk betrof. In 1924 en 1925 was hij onder het premierschap van Herriot* de macht achter de schermen. Toen in Juli 1925 Poincaré weer als premier ten tonele verscheen, ging Blum geheel in de oppositie en werkte op alle mogelijke manieren diens bewind tegen.
Toen in 1936 het volksfront bij de verkiezingen een grote overwinning had behaald, vormde Blum met steun der communisten een regering van socialisten en radicalen. Frankrijk bevond zich toen in een toestand van grote sociale onrust. Blum’s kabinet trachtte hierin orde te scheppen door belangrijke concessies aan de arbeiders: zoals loonsverhogingen, betaalde vacanties, minimumlonen, bedrijfsraden, collectieve arbeidsovereenkomsten en ten slotte de 40-urige werkweek.
En dit, terwijl Frankrijks industrieel apparaat reeds verouderd was en de bewapening verdubbelde eftergie eiste. Zijn non-interventie-politiek ten opzichte van Spanje (z S p a n j e, geschiedenis) bracht nieuwe spanningen met de vakbeweging, die bovendien vond, dat de financiële en nationaliseringspolitiek van de regering niet ver genoeg ging. Maar reeds was tijdens zijn bewind de goudvoorraad van de bank van Frankrijk van 80 op 50 milliard francs gevallen. Op 20 Juni 1936 weigerde de senaat nieuwe volmachten te verlenen en moest Blum zijn ontslag nemen. Onder het volgende kabinet (van Chautemps) was hij vice-premier en in het voorjaar van 1938 nog een maand premier.
In 1940 werd hij door de autoriteiten van Vichy (z Wereldoorlog II) gearresteerd en Voor het gerechtshof van Riom gebracht om zich daar met verscheidene andere machthebbers van de derde republiek te verantwoorden voor Frankrijks nederlaag. Zijn aldaar gehouden verdedigingsrede, die meer het karakter van een requisitoir droeg, had grote invloed op de vorming van een verzetsgeest in Frankrijk. In Apr. 1943 werd hij aan de Duitsers overgeleverd, die hem in het concentratiekamp Buchenwalde interneerden. Twee jaar later werd hij door de Amerikaanse troepen bevrijd.
In Frankrijk weergekeerd, nam hij de leiding van de socialistische partij weer op zich. Deze bevond zich na de oorlog, tussen de twee blokken van het dynamische communisme en de nieuwe vooruitstrevende Katholieke M.R.P. (die later zijn massale aanhang aan De Gaulle* zou verliezen), in een staat van voortschrijdend verval. De fijnzinnige dialecticus Blum was er de man niet naar om de arbeiders te boeien en zijn partij door de zware crisis te leiden. Hij trad dan ook op de achtergrond, al bleven zijn hoofdartikelen geregeld in de Populaire verschijnen.
Zijn prestige in den lande en zijn reputatie van volkomen onkreukbaar en onbaatzuchtig man waren echter zo groot, dat hij, mentor van de steeds verliezende socialistische partij, in Dec. 1946, toen geen der leiders van de grote partijen een meerderheid kon verkrijgen, bijna unaniem geaccepteerd werd als formateur van een louter socialistisch overgangskabinet. Dit decreteerde in de ene maand van zijn bestaan een prijsverlaging van 5 pet, die echter slechts een tijdelijke stilstand bracht in de inflationnaire beweging, en deed de eerste stap naar een nauwere aansluiting van Frankrijk bij Engeland, die door een volgende regering (Ramadier-Bidault*) bezegeld werd door het verdrag van Duinkerken.
MR J. L. HELDRING
DR R. WIARDA
Bibl.: Au théâtre, réflexions critiques (1906-1909), 3 vol.; En lisant, réflexions critiques (1906); Du Mariage (1907); Souvenirs sur l’Affaire (1935). Voor de titels en data van B.’s talrijke brochures, zie Les Nouvelles littéraires, 6 juin 1936.
Lit.: M. Vichniac, L. Bl. (1937); R. L. Stokes, L. BI.: Poet to Premier (1937); G.
Fraser en Th. Natanson, L. Bl.: Man and Statesman (1938); H. Bourgin, De Jaurès à L. Bl. (1938).