(Latijns: campus, veld), ook kampement of legerplaats, is een inrichting tot tijdelijke huisvesting of zgn. legering van troepen in het open veld, opgebouwd uit tenten of barakken (vroeger ook strohutten). Zodanige kampen zijn vooral bestemd voor practische oefeningen buiten de kazernementen.
Van permanente of semi-permanente inrichting zijn in NEDERLAND de legerplaatsen bij Oldebroek, Soesterberg (vroeger Zeist), Harskamp, Milligen, enz.De reeds door de Romeinen bij hun veldtochten aangelegde legerplaatsen strekten tot voorbeeld aan de prinsen Maurits en Frederik Hendrik voor hun „kwartieren” bij de belegering van vestingen. Ten slotte kent men de „geretrancheerde kampen” of verschanste legerplaatsen in de vestingbouw, o.a. in Nederland die bij Vught, gebouwd onder korting Willem II en bestemd om, onder dekking van het geschut der vesting ’s-Hertogenbosch, een legermacht in staat te stellen zich op het offensief voor te bereiden.
In BELGIË heeft men deze voornaamste militaire kampen: Beverlo, bij Leopoldsburg (Limburg), vóór 1940 groot schietplein voor de infanterie en oefeningsplein voor alle wapenen (infanteriedivisies), nu garnizoen van Pantser-regimenten; Brasschaat bij Antwerpen, vóór 1914 artilleriekamp, thans zetel en schietterrein van de Artillerieschool; Lagland bij Aarlen (Luxemburg), vóór 1914 schietplaats voor infanterie, tussen 1919 en 1945 verlaten, nu door de Infanterieschool in gebruik genomen; Elsenborn, provincie Luik, vóór 1919 Duits kamp, thans het schiet-en manoeuvreplein van de Belgische artillerie.