(1) (Lanarkshire, ook Clydesdale genaamd), graafschap in Zuid-Schotland, omvat, met uitzondering van het mondingsgebied, het gehele bekken der Clyde en een klein gedeelte in het N. van het stroomgebied van de Forth. De oppervlakte bedraagt 2278 km, het aantal inw. (1949) 1 416 690.
In het algemeen is het land niet zeer vruchtbaar, maar wordt met zorg bebouwd. Bouwland neemt 22,5 pct van de oppervlakte in beslag, grasland 20 pct, bos 5,8 pct en natuurlijke weidegronden 44,3 pct. In gezaaide weiden van timotheegras, die een hoge opbrengst leveren, bestaat een aanzienlijk areaal. Belangrijk is de steenkolenmijnbouw ten Z.O. van Glasgow. De ijzerindustrie, welke tegenwoordig vooral op geïmporteerd erts berust, is geconcentreerd in Airdry, Coatbridge en Wishaw; daarnaast is het graafschap een middelpunt van de katoenindustrie (spinnerijen en weverijen). Andere belangrijke industrieproducten zijn gebreide goederen, aardewerk, glas, tapijten, bier en whisky. In de naakte bergstreek der Loutherhills (tot 769 m hoog) bevinden zich loodmijnen. De voornaamste zetel der nijverheid is Glasgow. Hoofdstad was vroeger Lanark en is thans Hamilton (40 800 inw.).(2), vroegere hoofdplaats van het gelijknamige Schotse graafschap, ligt aan de Clyde, telt (1949) 6650 inw. en heeft katoenspinnerij, tricotage- en schoenindustrie, en looierij. De stad bestond reeds in 978; men vindt er de ruïnes van de St Kentigern’s kerk uit de 12de eeuw. Zij was het terrein van de Schotse vrijheidsstrijd onder William Walace. Er zijn een groot sanatorium en een uitstekende renbaan.