Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KULTURKAMPF

betekenis & definitie

(Duits, „strijd voor de beschaving”) is de strijd tussen Pruisen en de Katholieke Kerk van 1872-1878. Na het tot stand komen van het Duitse rijk wantrouwde Bismarck in de nieuwe R.K.

Centrumpartij, die onder leiding stond van de Hannoveraan Windthorst, allerlei niet-nationale, Groot-Duitse of althans „ultramontaanse” strekkingen. In de Duitse bourgeoisie, die voor een groot deel beïnvloed was door de rationalistische, anti-clericale tijdgeest en die met haar nationaal-liberale partij Bismarck’s bondgenote geworden was, was het wantrouwen tegen het Katholicisme sterker geworden door de aam neming van het dogma van de onfeilbaarheid van de paus op het Concilie van het Vaticaan (1870)De strijd begon, doordat enkele Roomse bisschoppen de afzetting verlangden van geestelijken en hoogleraren, die weigerden zich aan dat nieuwe dogma te onderwerpen, wat door de Pruisische eij Beierse regeringen werd afgewezen. Bismarck hoopte door de bestrijding van de Kerk het Centrum murw te maken en te dwingen hem politieke hulp te bieden in de Rijksdag, iets wat hem inderdaad gedeeltelijk gelukt is. Naast Bismarck was de leiding in de Kulturkampf in handen van de Pruisische minister van Eredienst en Onderwijs Adalbert Falk, die door de zgn. Meiwetten van 1873 en vlg. jaren het gehele kerkelijk leven aan toezicht en maatregelen van staatswege ondergeschikt maakte. Maar de Katholieken weigerden bij monde van paus Pius IX daaraan te gehoorzamen en pleegden tegen de scherpe onderdrukkingsmaatregelen der Pruisische regering lijdelijk verzet. Beieren had zich spoedig teruggetrokken; Hessen en Baden deden mee; in de Rijksdag was een tweetal wetten aangenomen, waarvan de ene geestelijken bedreigde, die politiek op de kansel brachten (KanzeIparagraph, Nov. 1871) en de andere de Jezuïetenorde onder toezicht plaatste (Juni 1872). Talloze geestelijken werden afgezet. Van de twaalf Pruisische bisschoppen waren weldra nog slechts drie in functie. Rijkelijk werd met veroordelingen tot boeten en gevangenisstraffen gewerkt.

Op 14 Mei 1872 sprak Bismarck in de Rijksdag de fiere woorden Nach Canossa gehen wir nicht, maar deze waren slechts voor de galerij bestemd. Van den beginne af was het voor Bismarck bedenkelijk geweest, dat een deel der Pruisische conservatieven, die de opheffing van het kerkelijk toezicht op het volksonderwijs afgekeurd hadden, in de oppositie was gegaan. Ook de Fortschrittspartei keurde de scherpste vormen van de Kulturkampf af. Zo maakte een langer voortduren van de strijd Bismarck te afhankelijk van de nationaal-liberalen. Toen de gematigder paus Leo XIII (Febr. 1878) te Rome opgevolgd was en het Centrum bereid bleek voor de regering te bukken door mee te werken aan een protectionistische tolpolitiek, verklaarde Bismarck zich bereid de Meiwetten voor het grootste deel buiten werking te stellen en stootte hij Falk (die in Juli 1879 aftrad) en de nationaal-liberalen van zich af.

DR J. S. BARTSTRA

Lit.: Kiszling, Geschichte des Kulturkampfes im Deutschen Reiche (3 dln, 1911-1916); G. Goyau, Bismarck et l’Eglise. Le Kulturkampf 1870—1887 (4 dln, Paris 1911—’13); Reinarz, Der Kulturkampf (1926); E. Förster, Adalbert Falk (1927); E. Eyck, Bismarck, III (1944); Kard. De Jong, Handb. der Kerkgesch. IV (1949), 101-106.

< >