heten de resten van de Oostgermanen, die zich na de Hunneninval aan de kust van de Zwarte Zee hebben kunnen handhaven. Zij waren in het begin der 4de eeuw reeds tot het Christendom bekeerd, maar werden op het eind van die eeuw door de Hunnen onderworpen.
Zij deelden in de lotgevallen van de Krim, behoorden in de 6de en in de 10de-13de eeuw tot het Byzantijnse rijk en geraakten in 1475 onder de heerschappij der Turken. Toch handhaafden zij hun taal, want ca 1560 heeft de keizerlijke gezant te Constantinopel, Busbecq , een aantal woorden opgetekend, die, hoezeer door onnauwkeurige weergave ook verminkt, toch duidelijk eigenschappen van een Gotische taal vertonen. Het is zelfs mogelijk daaruit af te leiden, in welke richting zich het Gotisch in zijn verdere ontwikkeling gewijzigd heeft.Lit.: A. G. van Hamel, Gotisch handboek (Haarlem 1931), blz. 20 vlgg.; A. Vasiliev, The Goths in the Crimea (Medieval Acad. of America, Cambridge Man. 1936).