hebben reeds vanouds de aandacht getrokken door haar verscheidenheid en fraaie vorm. Reeds op het strand vallen zij op.
Toen de oude Hollanders in de 17de en 18de eeuw overal heen reisden met hun schepen, waren het vooral ook de schelpen, die door haar gemakkelijk vervoer en haar duurzaamheid (men behoefde immers slechts het dier te verwijderen en kon ze verder droog bewaren, na zo nodig nog een reinigend bad meegenomen werden. Zij werden vaak in particuliere verzamelingen, kabinetten, zoals men ze veelal noemde, tentoongesteld.Na 1700 kwam er een steeds levendiger handel in schelpen. Rumphius had zijn Amboinsche Rariteytkamer gegeven (1705) en Schijnvoet, die deze uitgaf, had er als kenner allerlei opmerkingen bijgevoegd. Seba wijdde in zijn Thesaurus een belangrijk deel aan de schelpen. En nadien komen er steeds meer boeken. Prijzen van tien en meer gulden voor een schelp waren toen gewoon, er waren exemplaren, welker prijzen in de honderden liepen, ja er zijn wel eens voor beroemde gave en zeldzame exemplaren duizenden besteed. Gloria maris en Cedo nulli zijn namen, die aan die zeldzame en gezochte voorwerpen herinneren. De indeling was natuurlijk toen nog geenszins wetenschappelijk, ging alleen naar de uiterlijke vorm van de schelpen, maar ieder wist, wat er onder de trompetten, rollen, harpen, kasketten of stormhoeden, naalden, klipkousen, toten enz. verstaan werd.
Naar de tekening onderscheidde men zilverlaken, goudlaken, letter- en muziekschelpen, vliegescheetjes enz. Ook voor grotten in de kunstig versierde tuinen werden veel schelpen gevraagd. De grote Nautilusschelpen, afkomstig van inktvissen, werden, van een zilveren voet voorzien, als drinkbeker gebruikt. Deze zowel als andere schelpen werden door kunstenaars met allerlei voorstellingen versierd, die men door het gedeeltelijk aflichten van de bovenlaag tot op het paarlemoer verkreeg.
Nog tot na 1800 hield die belangstelling voor schelpen aan, men had speciale schelpenhandelaren. En al is op het ogenblik de belangstelling in de schelpen, louter van een kunstzinnig oogpunt uit, nog niet geheel gedoofd, de gewone verzamelaars laten zich tegenwoordig, in navolging van de officiële musea, meer leiden door wetenschappelijke principes. Door onderzoek van de er bij behorende dieren, die de schelp als woning voortbrachten, is men nader ingelicht over hun verwantschap. De internationale Latijnse namen hebben algemeen ingang gevonden.
Wetenschappelijke verenigingen, Malacological Society, Conchological Society, Malakozoologische Gesellschaft en sedert enkele jaren ook in Nederland de Malakologische Vereeniging (die sedert 1936 een eigen tijdschrift, Basteria, uitgeeft), trachten door gezamenlijke studie deze speciale tak der wetenschap, de Malakologie, Malakozoölogie of Molluskenkunde (de kennis der schelpen alleen noemt men Conchyliologie), vooruit te brengen en te verspreiden. Men betrekt ook de slakken zonder schaal, de zgn. Naaktslakken, in de kring der belangstelling, men deelt de schelpen, of hier is het dan beter van slakken te spreken, wetenschappelijk in. Allereerst scheidt men de Brachiopoda en de Zeepokken of Cirripedia als niet-Mollusken af, dan worden de Inktvissen of Cephalopoda als een aparte groep van de Weekdieren (Mollusca) onderscheiden. De tweekleppigen (door de oude verzamelaars doubletten genoemd) worden als Lamellibranchiën of Mosselachtigen afgescheiden en wat er overblijft zijn de echte slakken of Gastropoda. Wij hebben echter elk dezer groepen reeds t.a.p. van dit modernere standpunt uit beschouwd.
PROF. DR H. ENGEL