Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KONINKRIJK GODS

betekenis & definitie

(Hebr.: malkoet Jahwe) betekent (1) dat God als Schepper en Onderhouder het koningschap heeft over al wat bestaat en (2) dat de schepping Zijn koninkrijk is. Zowel basileia als malkoet verenigt beide betekenissen, met al wat zij insluiten.

De Israëlietische vrome ervaart daarbij als probleem, dat Gods volk desondanks verdrukt wordt en dat mensheid en wereld zich gedragen alsof Zijn rijk niet bestaat. Enige verklaring daarvan lag in de zondenval en in Gode vijandige machten (afgoden, demonen, wereldlijke heersers, zondige ongehoorzaamheid aan wat als wil Gods bekend is). De „Hope Israëls” is, dat „in het laatste der dagen” het koningschap en het koninkrijk, dwars door ramp en oordeel heen, tot definitieve, normale werkelijkheid zullen worden. In dit kader staan de Messiasverwachting en de gedachte van het ware volk Gods. Het koninkrijk komt eenmaal, het koningschap is er en openbaart zich steeds meer.Christus noemt zijn prediking „het Woord van het Koninkrijk” (Mt. 13 : 19I en leert in het Onze Vader bidden „Uw koninkrijk kome”. Wat de Christen door het Evangelie onder dat komen verstaat, is en blijft: een nieuwe, goddelijke wereldorde over alle volkeren als laatste periode der wereldgeschiedenis vóór de voleinding der wereld, tevens echter een toenemende openbaarwording van de werkingen uit de sfeer van Gods koningschap. Deze bede vraagt dus om een doorbreken van Gods scheppingsmacht in lichaam, ziel en geest van de mens, om verbreking van alle demonische zondemacht, om het opbloeien van een spontane, kinderlijke gehoorzaamheid aan de majesteit der goddelijke liefde, die in Christus de mens aangrijpt, en dit alles zó, dat alle „kinderen des koninkrijks” gemobiliseerd worden en de macht van Gods koningschap strale als de zon op de middag en werke — gelijk de derde bede van het Onze Vader vraagt — zoals zij „in de hemel” werkt, zonder wrijving, gerucht of belemmering.

PROF. DR J. DE ZWAAN

Uiteraard heeft dit geheel van gedachten in de theologie sterk doorgewerkt. Daar het ook de „theologia practica” raakt, is zijn invloed ook daar telkens te bespeuren. In populaire propaganda, evangelisatie en maatschappelijke bemoeienis treedt het als leidend en inspirerend motief in allerlei combinaties („troon en altaar”heilige Alliantie, social Gospel, enz.) vooral sedert de Napoleontische tijd op; maar ook reeds bij Augustinus blijkt de problematiek, die dan ontstaan kan. Om zich in deze materie te begeven, beginne men bijv. met Kittel, Theol. Wörterbuch zum N.T., Band I 0933) s.v. basileuo, basileus en basileia en W. Bauer, Wörterb. z. N.T. (41949/550) om dan de bekende theologische encyclopaedieën (Herzog-Haupt, Hastings, Dictionnaire de Théologie catholique en dgl.) te raadplegen en zo een lijn van kennisneming van de enorme literatuur te vinden, waarbij ook de handboeken der zgn. Theologia Biblica van nut kunnen zijn.

Als trefwoorden dienen óók „Himmelreich” en „Reich Gottes” en voorts zijn artikelen in deze bronnen, over „eschatologie” handelende, niet te verzuimen. Het onderwerp is verweven in heel de geschiedenis der theologie en in die van Christelijke cultuur, maatschappijleer en zelfs staatsbestel. De literatuur is zó omvangrijk, dat hier ter plaatse geen keuze mogelijk is zonder onrecht tegen gehele groepen van schrijvers en lezers.

< >