(sterrenkunde). Aldus noemt men de afstand van een hemellichaam tot de aequator, gemeten langs een grote cirkel (declinatiecirkel) door de polen; de declinatie wordt positief gerekend als de ster zich ten N„ negatief als de ster zich ten Z. van de aequator bevindt.
Declinatie en rechte klimming bepalen de plaats van een hemellichaam aan de hemel. De declinatie van het zenith is de breedte van de plaats van waarneming. Men vindt de declinatie door rechtstreekse waarneming in de meridiaan; zij is gelijk aan de hoogte verminderd met het complement van de geografische breedte.