(of Koeteï), zelfbesturend landschap op Borneo’s oostkust, groot 45 200 km2, w.o. de eilanden voor de monding van de Koetairivier, telt ca 180 000 inw. De Koetei of Mahakam, gem. 250 m breed, doorstroomt het gebied en is tot ca 7 uur varens boven Samarinda bevaarbaar voor K.P.M.vrachtschepen.
De Indonesische bevolking, vnl. uit Dajaks bestaande, leeft van landbouw. In het merengebied is de visserij van veel belang. Zeevisserij wordt beoefend door Badjaus en Boeginezen. Overjarige gewassen die thans weer veel opbrengen zijn klappers en hevea’s. West-Koetai is rijk aan steenkolen, Oost-Koetai aan aardolie. De B.P.M., die hier belangrijke concessies heeft, stuwt de bij Samarinda naar boven gebrachte ruwe olie per pijpleiding naar Balikpapan, waar zij wordt geraffineerd. De sultan en het zelfbestuur van Koetai zetelen te Tenggarong. Samarinda, dat een belangrijke uitvoer heeft van hout, rotansoorten, damar, gedroogde vis, rubber en copra, is de voornaamste haven. Rijst en textielwaren worden er ingevoerd. De handel is in handen van Chinezen en Maleiers.