is een middel om een doorgehaalde ketting of tros, waar kracht op komt, aan te houden, „af te stoppen”, bijv. de loper van een sloepstakel na het hijsen van de sloep, ten einde de loper te kunnen beleggen (vastleggen om een klamp of nagel). Met een aan de davit bevestigde stopper van platting (touw, waarvan de strengen plat doorééngevlochten zijn) wordt alsdan een slag rond de loper genomen en de stopper vervolgens in tegengestelde richting stijf rond de loper gewikkeld en het einde bijgeknepen gehouden.
Voor de ankerketting dient een boegstopper, vóór op het schip, om de ketting aan te houden als deze ontsloten moet worden of als betingslag (z anker) moet worden genomen, en een wrijf stopper om door klemming de ketting aan te houden na het vallen van het anker.